web analytics

Zandkorrel tussen regen en sneeuw

‘Het had de hele dag geregend.’ Een volstrekt banale zin, maar ook typisch zo’n zinnetje waarmee een roman zou kunnen beginnen, bij voorkeur een detective. Van Simenon bijvoorbeeld: ‘Het had de hele zondag geregend…’ Zo begint Maigret et l’homme du banc. De toon is meteen gezet, de lezer bevindt zich binnen enkele seconden in een somber, druilerig Parijs, en het nieuwe avontuur van commissaris Maigret kan beginnen.

Nog zo’n zinnetje over het weer: ‘Over enkele dagen gaat het sneeuwen.’ Natuurlijk staat de huidige generatie wolkenwichelaars voor niets, maar zo’n zinnetje heeft toch iets absurds, het lijkt eerder een oude Chinese volkswijsheid dan een objectieve constatering uit de mond van Erwin Krol. Een Chinese volkswijsheid of een regel uit een gedicht: ‘Over enkele dagen gaat het sneeuwen. Ik herinner me / vorig jaar. Ik herinner me mijn verdriet / in het hoekje van de haard…’ Zo begint het gedicht ‘Il va neiger’ van Francis Jammes, en ook hier is de toon meteen gezet: een toon van intuïtieve zekerheid, van berustende afwachting.

In de ruimte tussen die twee zinnetjes van Simenon en Jammes leeft een meneertje. Zijn naam is Arnold Spitzweg, en hij is de hoofdpersoon van het laatste boek van Philippe Delerm. In het Frans heet dat boek Het had de hele zondag geregend; het is jammer dat de uitgever van de (overigens vrij matige) vertaling heeft gemeend de titel te moeten inkorten tot De hele zondag regen, want juist die verleden tijd is essentieel. Meneer Spitzweg leeft tussen verleden en toekomst, titel en slotzin (inderdaad ja, het zinnetje van Jammes), regen en sneeuw. Hij heeft weinig herinneringen en weinig ambities, kortom: hij bestaat, veel meer ook niet. Maar dat weinige is voor hem genoeg: hij vind het heerlijk een zandkorrel te zijn, een mier-mens.

Meneer Spitzweg is afkomstig uit de Elzas. Met milde, ingehouden ironie schetst Philippe Delerm het portret van een zuurkoolliefhebber in Parijs, een provinciaal die trots is dat hij in de grote stad woont, want daar ‘gebeurt het allemaal’. Grote kunstexposities bijvoorbeeld: Bacon, Picasso, Chagall… Niet dat meneer Spitzweg zo’n enorme kunstliefhebber is (hij kijkt in het museum liever uit het raam dan naar de schilderijen), maar je moet het toch gezien hebben! En hetzelfde geldt voor wandelen door Parijs of eten bij brasserie Chartier: meneer Spitzweg geniet van het gevoel een insider te zijn. Parijs behoort hem toe.

Toch is Arnold Spitzweg een zeer bescheiden mens, met bescheiden wensen en bescheiden genoegens. Langs etalages lopen, door passages en overdekte galerijen slenteren, spelevaren op de vijver van de Tuilerieën, vers pekelvlees eten, in de metro zitten op het tijdstip dat niemand meer haast heeft, een sigaartje roken, op Place de la Concorde het weerbericht bellen met zijn mobiele telefoon… Meneer Spitzweg leeft op zijn gemak, hij laat zich niet meesleuren door de snelle wereld om hem heen, gaat liever eenzaam op vakantie naar Koksijde dan met een groepsreis naar Florence. Of eigenlijk gaat hij nog liever helemaal niet op vakantie, want waarom zou je weg willen uit Parijs?

Op grond van het boek waarmee hij tot het grote publiek doordrong, De eerste slok bier en andere kleine genoegens (1997), is Philippe Delerm door een aantal overenthousiaste etikettenplakkers getypeerd als een schrijver van het ‘minder-dan-niets’, een schilder van de kleine (en liefst ook genoeglijke) dingen des levens. Weliswaar had hij met eerder werk, bijvoorbeeld de vorig jaar in vertaling verschenen roman Sundborn of de dagen van licht, allang bewezen dat die schoen te klein voor hem is, maar het moet gezegd: wie De hele zondag regen aanschaft met de verwachting dat het boek over kleine genoegens zal gaan, komt niet bedrogen uit. Sommige Franse recenten vroegen zich zelfs openlijk af of Delerm bewust de succesformule van De eerste slok bier (alleen al in 1997 goed voor 275.000 exemplaren) heeft willen herhalen.

Toch zijn de verschillen tussen de twee boeken veel groter dan de overeenkomsten. De eerste slok bier was een alleraardigst bundeltje alledaagse impressies maar ook niet meer dan dat. De hele zondag regen zit niet alleen veel hechter in elkaar – de losse schetsjes vormen samen een verhaal, het levensverhaal van meneer Spitzweg – maar door de ironische blik waarmee Delerm zijn personage beschouwt wordt ook het gevaar van de kitsch bij voorbaat afgewend. De kitsch, dat wil zeggen: de impliciete uitnodiging aan de lezer om te beamen hoe mooi het leven wel niet is. In die zin hebben de kleine genoegens van De eerste slok bier absoluut iets kitscherigs, terwijl de kleine genoegens van meneer Spitzweg eerder een glimlach dan een dolce vita-gevoel oproepen.

Delerms ironie slaat nooit om in geringschatting. Hoewel meneer Spitzweg onmiskenbaar een ietwat bekrompen burgermannetje is, baadt hij voortdurend in de sympathie van zijn geestesvader. Maar dat hoort natuurlijk ook een beetje bij het genre: net als Marcovaldo, meneer Toto, meneer Kortom en hoe ze verder ook mogen heten, is Arnold Spitzweg een echt meneertje, een klein radertje in de mallemolen van de wereld, en probeer zo iemand maar eens onsympathiek te vinden. Overigens kan een zekere persoonlijkheid meneer Spitzweg niet worden ontzegd: hoe nietig hij ook is, hij is niet zoals alle anderen.

En verder? Verder is er naast de kleine genoegens ook een handjevol kleine angsten en kleine frustraties, net voldoende om De hele zondag regen het minuscule beetje diepte te geven dat het boek nodig heeft om niet aan zijn eigen charme ten onder te gaan. Opvallend vaak denkt Arnold Spitzweg terug aan zijn jeugdliefde Hélène Necker, het meisje van de Winstub, dat uiteindelijk de voorkeur gaf aan de potige boerenzoon Wolheber: een van de voornaamste redenen waarom Arnold naar Parijs is verhuisd. En dan is er het enorme aantal video’s dat hij heeft opgenomen en bewaard. Hij kijkt er bijna nooit naar, maar wil ze niet wissen, want ze vertegenwoordigen een deel van zijn leven. Een abstract, onbenut maar mogelijk deel.

Arnold Spitzweg is bang voor de dood.

Zo’n meneertje toch.

  • Philippe Delerm, De hele zondag regen, vertaald door Jean Schalekamp. De Arbeiderspers, 2000.

[de Volkskrant, 22 september 2000, © Martin de Haan]

Print Friendly, PDF & Email