web analytics

De zichtbare vertaler 4: In het park

Op een bankje in het Vondelpark zag ik laatst een vertaler zitten. Het was duidelijk een goede vertaler: kameleontische stijl, empathische uitstraling, dikke projectwerkbeurs in de linker kontzak. In zijn RSI-hand hield hij een exemplaar van de auteurswet. Hij keek somber voor zich uit.

‘Artikel 25, lid 1c,’ zei ik.

Hij keek me verbluft aan.

‘De maker van een werk heeft, zelfs nadat hij zijn auteursrecht heeft overgedragen, het recht zich te verzetten tegen elke andere wijziging in het werk, tenzij deze wijziging van zodanige aard is, dat het verzet zou zijn in strijd met de redelijkheid,’ citeerde ik uit mijn hoofd.

Zijn mond viel open. ‘Ken ik u ergens van?’ vroeg hij.

‘Nee hoor,’ stelde ik hem gerust. ‘Met welke uitgeverij hebt u problemen?’

‘Met geen enkele. Maar…’

‘Dus u leest de auteurswet voor uw plezier?’

‘Nee, ik ben literair vertaler en wil gewoon wat meer weten over mijn juridische status, dat kan altijd van pas komen. Maar waar bemoeit u zich mee?’

‘Neem me niet kwalijk,’ zei ik, ‘ik dacht dat u een akkefietje met een uitgeverij had, een meningsverschil over een tekst.’

‘Dat hebt u dan verkeerd gedacht. Bij mij veranderen ze geen komma zonder mijn toestemming,’ zei hij trots.

‘Dat is heel mooi. Wist u trouwens dat niemand uit uw vertalingen mag citeren zonder dat de bron op duidelijke wijze wordt vermeld, alsmede de aanduiding van de maker, indien deze in de bron voorkomt?’

‘Dat heb ik net gelezen. Even kijken… Artikel 15a, lid 1. Mij persoonlijk zal het overigens een worst wezen of ze mijn naam vermelden, een vertaler hoort tenslotte onzichtbaar te zijn.’

‘Ja, net als een schrijver. Niets is zo irritant als een kunstwerk waarin de maker zijn eigen persoon op de voorgrond plaatst, vindt u ook niet? Maar onzichtbaarheid binnen en buiten de tekst zijn natuurlijk twee heel verschillende dingen, vergelijk het maar eens met een pianist die…’

‘Meneer, ik geloof niet dat ik zin heb in deze discussie. Ik weet niet eens wie u bent, laat staan waarom u mij zomaar aanspreekt. Eén ding: die muziekmetafoor gaat niet op, want… Ach, waarom zou ik ook.’ Hij stond op.

Ik wilde nog iets zeggen over uitvoerende kunst als objectiverende subjectiviteit, maar hij vouwde de auteurswet in vieren, stopte hem in zijn jaszak en liep weg.

‘Wijsneus,’ hoorde ik hem nog mompelen.

[VvL Bulletin, voorjaar 2006, © Martin de Haan]

Print Friendly, PDF & Email