web analytics

Proust et la Hollande

Welke buitenlandse schrijver is onder Nederlandse academici het meest reçu? Marcel Proust lijkt een goede kanshebber. Wij hebben een actieve Nederlandse ‘Marcel Proust Vereniging’, die lezingen en workshops organiseert, een tweetalige website onderhoudt, een tweejaarlijks bulletin het licht doet zien en sinds 2003 elk jaar een nummer uitbrengt van het tijdschrift Marcel Proust Aujourd’hui. Het in november 2011 verschenen lijvige nummer is bijzonder boeiend: het bevat de – rijkelijk geïllustreerde – handelingen van het eind januari 2011 in het Maison Descartes in Amsterdam gehouden internationale congres Proust et la Hollande.

Verschillende auteurs buigen zich in Proust et la Hollande over de vraag hoe de Hollandse schilderkunst doorwerkt in Prousts werk. Bestaat het beroemde ‘kleine gele muurvlak’ van Vermeers ‘Zicht op Delft’ wel echt of heeft Proust het verzonnen? Wat was de invloed van het Rembrandteske clair-obscur op Prousts beschrijvingskunst? Welke functie heeft de terugkerende metafoor van een “expositie van honderd Hollandse schilderijen” bij Prousts beschrijving van een Venetiaans of Parijs stadsgezicht? De plaats van de Hollandse schilderkunst in Prousts werk is niet los is te zien van de ‘mythe’ van Holland, met zijn noordelijke nevelen en zijn Rubensiaanse blondines. Die mythe werd gevoed door het werk van auteurs als Baudelaire en Fromentin, maar ook door de twee Hollandse reizen die Proust in 1898 en 1902 maakte. Julie André gaat in haar bijdrage (‘À propos d’un “blanc” du texte: le voyage en Hollande’) in op het prominente zij het tegenstrijdige beeld van Amsterdam in de kladversies van de Recherche. Aanvankelijk roept de met het personage Albertine geassocieerde stad bij verteller Marcel verliefde mijmeringen op, later echter, wanneer hij hem linkt aan Albertines lesbische uitspattingen, argwaan en jaloezie. Amsterdam wordt van gedroomd geluksoord tot hol van ontucht, een ‘Sodom’, schrijft Proust in een van zijn cahiers – dat moet worden ‘afgebrand, uit de weg geruimd’. Uiteindelijk zal het Venetië van het Noorden grotendeels uit de Recherche verdwijnen ten gunste van dat andere, echte Venetië.

Over de ‘receptie’ van Proust in Nederland merkt Sabine van Wesemael op (‘Lire Proust en Hollande’) dat die positief maar ook ietwat onderdanig is. Doordat Frans tot de Tweede Wereldoorlog een prominente cultuurtaal was, kwam de vertaling van Prousts hoofdwerk pas laat op gang, in de jaren 70, een halve eeuw na dato. Met als gevolg dat het werk van Proust relatief weinig invloed heeft uitgeoefend op Nederlandse schrijvers, prominente uitzonderingen als Vestdijk, Nooteboom en Möring daargelaten. Van Wesemael wijst ook op de ‘diepe kloof’ in Nederland tussen twee soorten literatuurkritiek, de journalistieke en de academische. Zo domineert in de dagbladkritiek het beeld van Proust als 19e-eeuws auteur, erfgenaam van de symbolisten, mondaine flierefluiter uit de belle époque. De academici hebben in navolging van hun buitenlandse collega’s meer oog voor Prousts modernisme – zijn niet-chronologische manier van vertellen, zijn voorliefde voor een mengvorm van essay en roman enzovoort. Van de rijkdom en veelzijdigheid van de academische kritiek is dit nummer van Marcel Proust aujourd’hui in elk geval een fraaie illustratie.

[Nieuwsitem voor Schwob.nl, © Rokus Hofstede. Marcel Proust Aujourd’hui nr.8 (Uitgeverij Rodopi, ISBN-10 9042034289) wordt gepresenteerd op zaterdag 10 december 2011 in het Maison Descartes, Vijzelgracht 2A, Amsterdam, tussen 14:00 en 17:00. Op die bijeenkomst van de Marcel Proust Vereniging worden ook fragmenten vertoond uit Nina Companeez’ verfilming van À la recherche du temps perdu]

Print Friendly, PDF & Email