web analytics

Waarom hervertalen? Notities uit de praktijk

Vertalers weten niet wat ze doen. Die gedachte viel mij in bij het lezen van het boeiende dossier over ‘De rijkdom van de hervertaling’ in het vorige Filter-nummer. Hoe boeiend ook, in dat dossier overheersen vertaaltheoretische en vertaalhistorische gezichtspunten, en het is geen wonder dat inzichten die op dat niveau worden verworven niet per se verhelderend zijn voor een beter begrip van de concrete worsteling van verschillende vertalers met eenzelfde originele tekst. Het spreken over de ‘geïntendeerde handeling’ en de ‘discursieve strategie’ (Lawrence Venuti) van de vertaler lijkt bijvoorbeeld meer rationaliteit en zelfbewustzijn te veronderstellen dan in de vertaalpraktijk aanwezig is; vertalers hebben doorgaans maar weinig controle over de parameters die komen kijken bij het vinden van hun toon en stijl. Verhaalhistorisch onderzoek kan achteraf ‘strategieën’ reconstrueren, maar in de praktijk doen vertalers in mijn ervaring niet veel meer dan het volgen van hun intuïtie – taalgevoel, vertaalgevoel, verschilt in dat opzicht weinig van muzikaal gevoel.

Eerdergenoemd Filter-dossier mondt uit in het pleidooi van Henri Bloemen en Winibert Segers voor een zoektocht naar andere vormen van spreken over vertaling, vormen van ‘ver-talig’ spreken ‘die aan de vertaling zelf de belangrijkste plaats toekennen’. Zou de muzikale analogie, waarin vertalen een ander woord is voor vertolken en waarin originele teksten niet langer als onwrikbare essenties worden beschouwd, bij die zoektocht geen vruchtbare rol kunnen spelen? In het onderstaande wil ik daartoe een paar aanzetten geven, deels gebaseerd op mijn eigen (her)vertaalpraktijk.

Niet zelden wordt het hervertalen van een literair werk gelegitimeerd door het klassieke karakter ervan; uitgevers of vertalers beroepen zich vaak op de ‘veroudering’ van bestaande vertalingen om voor een tekst een nieuwe vraag te creëren. De Britse criticus en vertaler David Bellos, auteur van Is That a Fish in Your Ear ? Translation and the Meaning of Everything (2011), een culturele geschiedenis van het vertalen, houdt echter staande dat de behoefte aan hervertalingen zich nauwelijks laat rechtvaardigen vanuit het idee dat oude vertalingen ‘na één of twee generaties zouden moeten worden overgedaan’. Volgens hem laat die behoefte zich daarentegen met mathematische nauwkeurigheid rechtvaardigen door de internationale wetten van het auteursrecht en de commerciële belangen die daaruit voortvloeien. Hervertalingen zijn volgens Bellos vrijwel altijd een ‘strikt commerciële zaak’, ze beantwoorden aan de behoefte van uitgevers om hun marktaandeel te vergroten, en dan vooral bij auteurs die in het publieke domein zijn gevallen.

Het is niet moeilijk om in ons taalgebied voorbeelden te vinden die deze stelling illustreren. Wat de Franse literatuur betreft kun je denken aan de hervertaling van Hector Malots Sans famille door August Willemsen (Alleen op de wereld, Arbeiderspers, 1999), de hervertaling van Alain-Fourniers Le grand Meaulnes door Mario Molegraaf (De grote Meaulnes, Prometheus, 2010), of ook de hervertaling die Martin de Haan en ikzelf aan het maken zijn van Prousts Du côté de chez Swann (Swanns kant op, Athenaeum, Polak & van Gennep, 2015). Maar wat ook het waarheidsgehalte van Bellos’ stelling is, ontegenzeglijk heeft die een cynisch kantje, omdat de ratio van hervertalingen erin wordt gereduceerd tot het economische belang van uitgevers. Bellos gaat geheel voorbij aan de rol die vertalers zelf als aanjagers van hervertalingen spelen, aan de mogelijke literaire verdiensten van die hervertalingen, en aan het feit dat door hervertalingen het vertalen als zodanig op de agenda wordt gezet – ze nodigen immers uit tot een oordeel over de artistieke en culturele merites van teksten die voordien niet of nauwelijks als vertalingen werden waargenomen. Bellos veronachtzaamt met andere woorden de wezenlijk interpretatieve aard van het vertalen – waarbij ik de term interpretatief in de muzikale zin van het woord gebruik. Bellos’ stelling bevestigt het cliché dat vertalen zoiets kan zijn als het ongewijzigde transport van een narratieve substantie van de ene taal naar een andere, als was het een logistieke operatie die maar één keer hoeft plaats te vinden. Hervertalingen laten daarentegen zien dat verschillende vertolkingen niet noodzakelijkerwijs even goed of even welkom zijn, dat elke nieuwe interpretatie de ontdekking van andere schoonheden en een nieuw ritmisch of semantisch potentieel in een originele tekst mogelijk maakt, en dat sommige grote teksten in de kiem een virtueel onbeperkt aantal vertaalde versies in zich dragen, die het origineel niet vervormen maar integendeel de steeds hernieuwde toe-eigening ervan mogelijk maken. Franse lezers kennen van Marcel Proust maar één Recherche; anderstalige lezers moeten – tenzij ze Frans lezen – afzien van die ene, eenmalige versie, maar hebben de troost – en ook de vreugde – dat ze die tot in het oneindige kunnen blijven benaderen.

Gezien vanuit de praktijk van de vertaler impliceert een hervertaling een reeks dilemma’s waarvan het vertalen van een nieuw werk verstoken is, met als voornaamste ongetwijfeld de vraag welke houding een hervertaler moet aannemen tegenover reeds bestaande vertalingen. Om zich te onderscheiden van zijn voorgangers, noteert Bellos, kan de hervertaler het best geheel voorbijgaan aan hun werk, aangezien de kans dat twee vertalers blindelings tot dezelfde oplossingen komen nihil is. Maar ook hier grenst Bellos’ houding aan cynisme wanneer hij gelijktijdig verklaart dat de hervertaler, om te kunnen uitleggen in welk opzicht zijn werk beter is dan dat van die voorgangers, wel verplicht is om het te lezen, en daarmee tegelijk de frisheid dreigt te verliezen die nodig is voor het vinden van nieuwe oplossingen. Bellos benijdt hervertalers allerminst: zij bewandelen ‘een steil en glibberig pad tussen onopzettelijk plagiaat en gratuite verandering’.

Maar wat in de praktijk de aanvankelijke onverschilligheid voor oudere versies rechtvaardigt is niet het baatzuchtige streven naar distinctie, maar eerder de dringende, dwingende noodzaak voor een vertaler om een eigen stem, een eigen adem, een eigen ritme te vinden. En wat de latere vergelijking met oudere versies eventueel rechtvaardigt is niet de behoefte om tot elke prijs al dan niet onopzettelijk ‘plagiaat’ te voorkomen, want stem, adem en ritme zijn bij uitstek kwesties van zinsbouw, en juist in de zinsbouw ligt de originaliteit van een vertaalde tekst. Het overnemen of hergebruiken van afzonderlijke woorden hoeft niet als plagiaat te worden bestempeld, maar komt neer op de erkenning dat sommige lexicale keuzes onvermijdelijk muzikaler, meerduidiger of welsprekender zijn dan andere.

Er is geen betere manier om de interpretatieve aard van het vertalen als vertolken aanschouwelijk te maken dan via een vergelijking van vertalingen en hervertalingen. Hieronder twee tamelijk willekeurige voorbeelden, uit drie vertalingen van respectievelijk Lautréamont en Hector Malot.

Lautréamont

De negentiende-eeuwse klassieker Les Chants de Maldoror van Isidore Ducasse alias Comte de Lautréamont is tot nu toe drie keer integraal in het Nederlands vertaald, door respectievelijk Johan Stärcke, Nico Lijsen en René Sanders. Het opmerkelijkste aan die vertalingen is hoe sterk ze op elkaar lijken, zozeer dat ze nauwelijks als autonome vertolkingen kunnen worden beschouwd en dat op de vertaling van Lijsen zelfs de term ‘plagiaat’ in bovengenoemde zin van toepassing kan zijn. Eén enkel voorbeeld om die stelling te illustreren:

O pédérastes incompréhensibles, ce n’est pas moi qui lancerai des injures à votre grande dégradation; ce n’est pas moi qui viendrai jeter le mépris sur votre anus infundibuliforme. (Lautréamont, Chant V)

O onbegrijpelijke pederasten, niet ik zal u beleedigingen toeslingeren omdat gij zoo diep zijt gezonken; niet ik zal verachting komen uitstorten over uw trechtervormige anus. (Stärcke, 1917)

O onbegrijpelijke pederasten, niet ik zal u beledigingen toeslingeren omdat u zo diep gezonken bent; niet ik zal verachting komen uitstorten over uw trechtervormige anus. (Lijsen, 1970)

Oh, onbegrijpelijke pederasten, ik zal jullie niet met beledigingen om de oren slaan, omdat jullie zo diep gezonken zijn. Ik zal de minachting niet uitstorten over jullie trechtervormige anus. (Sanders, 2011)

De woordkeus en ook de zinsbouw is bij de drie vertalers in verregaande mate identiek. Naast deze bestaande vertalingen zou er naar mijn gevoel een uitvoering mogelijk zijn die moderner klinkt en waarin van de weeromstuit de ironische scherpte van Lautréamonts origineel sterker tot uiting komt (al lijkt ‘trechtervormige anus’ als vertaling van het prachtige anus infundibuliforme helaas onvermijdelijk…). Ik heb makkelijk praten, en geef onderstaande versie voor wat hij waard is:

O ondoorgrondelijke flikkers, mij zullen jullie niet horen uitvaren tegen jullie grote verdorvenheid, mij zullen jullie niet horen schimpen op jullie trechtervormige anus.

Malot

Van Hector Malots klassieker Sans famille, verschenen in 1878, bestaan vijf integrale vertalingen in het Nederlands en een niet te overziene hoeveelheid bewerkingen. Tegenwoordig is op de Nederlandse markt alleen de vertaling van August Willemsen uit 1999 voorhanden. Wat aan die vertaling opvalt is de wat pompeuze, nostalgische grondtoon ervan; de vertaling is geschreven in een oubollig, boekachtig Nederlands, met als paradoxaal gevolg dat de eerste vertaling uit 1880, door Gerard Keller en J.S. Verburg, nauwelijks ouderwetser klinkt dan Willemsens versie.

Ah! Il savait se servir d’une serviette, le général. Avec quelle grâce il la passa dans une boutonnière de son uniforme et l’étala sur ses genoux! Avec quelle élégance il cassa son pain et vida son verre! (Malot, 1878)

O, hij wist wel, wat hij met een servet moest doen. Hoe netjes maakte hij het in het knoopsgat van zijn uniform vast en spreidde hij het over zijn knieën uit. Hoe keurig brak hij zijn brood en dronk hij zijn glas leeg! (Keller & Verburg, 1880)

Als een deftige meneer maakte hij het servet tussen de knopen van zijn uniform vast en spreidde het keurig over zijn knietjes. Met voorname bewegingen brak hij zijn brood en dronk hij zijn glas leeg. (J.M. Bloemink -Lugten en F.H.N. Bloemink, 1919)

O, hij wist wat je met een servet moest doen, de generaal! Met welk een zwier stak hij het door een knoopsgat van zijn uniform en spreidde hij het uit over zijn knieën! Met welk een elegantie brak hij zijn brood en dronk hij zijn glas leeg! (Willemsen, 1999)

Voor velen die zijn geboren in de jaren vijftig of daarvoor was het een onvergetelijke ervaring: de uren waarin er werd voorgelezen uit Alleen op de wereld. Een recente poging om die piekervaring uit mijn jeugd over te dragen op een nieuwe generatie, door Alleen op de wereld (in de vertaling van Willemsen) voor te lezen aan mijn elfjarige zoon, strandde echter jammerlijk na honderd pagina’s. Zoonlief vond dat het de smartlap aan actie ontbrak en zelf was ik moe van mijn pogingen om bij het voorlezen elke zin improviserenderwijs te veranderen in levend, hedendaags Nederlands. Overigens zou ik, om mijn zoon te interesseren, waarschijnlijk een hiphop-variant hebben moeten beproeven, wat bij bovengenoemd voorbeeld zoiets had kunnen opleveren als:

De generaal was down met zijn servet, echt wel! Check hoe stijl hij het in het knoopsgat van zijn uniform dingest en het op zijn knieën dropt! Check hoe swag hij zijn brood breekt en zijn glas drinkt!

Bestaan originele werken echt?

Bronteksten zijn doorgaans voorgoed gestold in een door de literatuurgeschiedenis overgeleverde vorm – vandaar ook de term ‘origineel’. De originele tekst is in materiële zin zoiets als een essentie, de letter ervan blijft immers ongewijzigd. De manier echter waarop we die tekst lezen – de geest van de tekst – kan zich in de loop der tijd drastisch wijzigen. Een van de nuttige eigenschappen van de muzikale analogie is dat die zich keert tegen essentialistische benaderingen van de brontekst, oftewel tegen het idee dat een brontekst een zuiver objectief gegeven is, een soort schatkist waarvan (her)vertalers de verborgen rijkdommen in een proces van onderlinge concurrentie aan het licht proberen te brengen. Wanneer vertalen wordt gezien als vertolken, ontstáán die rijkdommen pas bij de gratie van de interpretaties die ervan worden gegeven, en zijn we minder snel geneigd hervertalingen uitsluitend te beoordelen op grond van hun veronderstelde kwaliteit. De muzikale analogie suggereert met andere woorden dat we hervertalingen ook kunnen beschouwen als nevengeschikte, gelijkwaardige uitvoeringen, die aan verschillende soorten publiek kunnen appelleren. Hervertalers hoeven zich voor hun keuzes dan niet langer te verschuilen achter een origineel dat als maat aller dingen wordt gepresenteerd, en waarop zij een aantoonbaar ‘betere’ visie zouden moeten hebben dan hun voorgangers.

In een niet-essentialistische visie op originele teksten zijn die teksten niet eens en voor al afgesloten, maar vormen ze een beweeglijk geheel, dat met elke interpretatie die ervan wordt gegeven verandert en zich onbeperkt laat herschrijven – net als bij uitvoeringen van een partituur. De vraag bijvoorbeeld of een vertaling ‘vormvast’ of ‘vrij’ moet zijn, om die termen in hun gangbare betekenis te gebruiken, hangt weliswaar af van bovenindividuele, historisch-veranderlijke normen van wat goed vertalen is, maar blijft in laatste instantie een individuele, intuïtieve aangelegenheid.

Elke vertaler zou zich er kortom van bewust moeten zijn dat de vertaling die hij of zij aan het maken is op een dag kan of zal worden overgedaan. Misschien leidt dat tot een vorm van respect voor het werk van voorgangers en ook tot een gezonde relativering van een overmoedig geloof in het eigen gelijk. De schatkist van een brontekst is nooit helemaal vol en kan door geen enkele vertaler of hervertaler ooit helemaal worden geleegd. Een beangstigende of geruststellende gedachte, naar keuze.

[Dit artikel is deels gebaseerd op een lezing gegeven op 14 juni 2014 in Amsterdam, ter afsluiting van een gastdocentschap aan de Master Literair Vertalen in het academisch jaar 2013–2014.]

[Filter, 21:4, december 2014, © Rokus Hofstede]

Print Friendly, PDF & Email