Hoeveel romans en verhalen zouden er bestaan waarin een vertaler wordt opgevoerd als personage? Niet zo heel veel waarschijnlijk, maar naar ik aanneem toch genoeg om de komende vijfentwintig jaar een vaste rubriek in Filter mee te vullen, één aflevering per vertelde vertaler. Dat leek me een aardig idee, ik dacht zelfs al aan een proefschrift over het beeld dat schrijvers hebben van hun vertalende medemens, maar de redactie hielp me direct uit de droom: zo’n rubriek bestaat al, hij heet ‘Vertalers in fictie’ (zie Filter 7:4 en 8:2), en of ik daar dan in ieder geval even naar wilde verwijzen. Waarna ik dus maar heb besloten mijn rubriek aan een heel ander onderwerp te wijden: de zichtbare vertaler. Een alomvattend onderzoek naar de vraag wanneer, waar en hoe een vertaler wordt gezien.
Als eerste zichtbare vertaler zou ik Leonie Kuyper in de bloemetjes willen zetten, om de doodeenvoudige reden dat zij me op het idee heeft gebracht. Dat zit zo. Begin vorig jaar verscheen mijn vertaling van Le désir d’être un volcan van Michel Onfray, een vuistdikke pil met een wat merkwaardige geschiedenis: Ambo gaf me in 1996 de opdracht (mijn allereerste!) maar wilde het boek na voltooiing bij nader inzien niet uitgeven (geen markt voor). Gelukkig maar, want zo bleef me de afgang van een vrij beroerde debuutvertaling bespaard en kon ik de tekst grondig herzien voordat hij in Privé-domein verscheen. Van Privé-domein naar Maarten ’t Hart is maar een kleine stap. Het is algemeen bekend dat de goede man een grootverbruiker van die reeks is (zelfde uitgever, dus auteurskorting), en het lag dan ook voor de hand dat hij op zekere dag zijn oog zou laten vallen op Vulkanisch verlangen – hedonistisch dagboek. Maar hoe weet ik of dat ook echt is gebeurd? Door Leonie Kuyper. Zij was de hoofdpersoon in ’t Harts detective De kroongetuige (1983) en keert terug in zijn nieuwste roman, De zonnewijzer, vorige zomer verschenen en eveneens een detective. En nu komt het: Leonie Kuyper blijkt inmiddels vertaalster te zijn geworden, en de enige bij name genoemde auteur die ze heeft vertaald, is… Michel Onfray. Dat bewijst nog altijd niets, maar er is meer. De hedonistische filosoof citeert er namelijk lustig op los (het personenregister van Vulkanisch verlangen beslaat elf pagina’s over twee kolommen); in een noot achter in mijn vertaling zeg ik daarover: ‘Uiteraard heb ik alle expliciete en impliciete citaten voorzover mogelijk wel uit de oorspronkelijke talen vertaald.’ En laat Leonie Kuyper nu juist dát aspect naar voren brengen wanneer ze een barbaarse aannemer probeert uit te leggen wat haar werk inhoudt: ‘Laatst vertaalde ik Michel Onfray. Die citeert Schopenhauer. Moest ik op zoek naar dat citaat Die Welt als Wille und Vorstellung van Schopenhauer doorlezen, zestienhonderd pagina’s! Je kunt zo’n citaat uiteraard niet uit het Frans vertalen, je moet het rechtstreeks uit het Duits vertalen.’
Aannemer: ‘Christenenzielen, wat een ramp. Een boek lezen van zestienhonderd bladzijden! Da’s zowat ’t ergste wat ik me kan voorstellen. Dan zal dat vertalen wel vorstelijk beloond worden.’
Leonie: ‘Nee, dat valt tegen. ’t Is ongelofelijk veel werk voor ongelofelijk weinig geld. Maar als je een goed boek onder handen hebt, geeft het reuze veel voldoening. Het is dan een taak, en ik heb gemerkt dat je maar op één manier echt gelukkig wordt: door je met zo groot mogelijke toewijding te kwijten van een zware taak. En bij zo’n vertaling komt altijd van alles om de hoek kijken, je moet ervoor naar de Openbare Bibliotheek om van alles en nog wat op te zoeken, al kun je tegenwoordig haast alles vinden op internet, je moet allerlei mensen raadplegen, zo’n vertaling brengt je overal, leert je een boel, vult je bestaan. Maar ja, soms valt er niks te vertalen en dan doe ik af en toe vrijwilligerswerk.’
Laten we even een tussenbalans opmaken. Pluspunten: Maarten ’t Hart heeft oog voor de vele research die een vertaler soms moet doen, voor de schandalige onderbetaling (vraag: waarom heeft Leonie geen werkbeurs?) en voor de geestelijke verrijking die vertalen met zich meebrengt. Minpunten: hij vergeet de onvolprezen cd-rom’s van de Digitale Bibliothek te vermelden (in dit geval met name Philosophie von Platon bis Nietzsche en Friedrich Nietzsche: Werke), overschat het belang van de openbare bibliotheek en – dat vooral – gaat volledig voorbij aan het talige aspect en de vertaalstrategie: de ronkende, typisch Franse intellectuele babbel van Onfray vergt in het Nederlands een wat nuchterder toon om nog leesbaar te blijven. Ik noteer dus voorlopig: zes min voor Maarten ’t Hart.
In de rest van het boek komt het vertalen nauwelijks ter sprake, behalve in één veelzeggende passage. Als Léonie namelijk een enorm geldbedrag in handen krijgt (nee, geen werkbeurs), besluit ze te gaan doen wat ze altijd al heeft gewild: Les Thibault vertalen, de achtdelige roman fleuve van Roger Martin du Gard, ‘een van de mooiste romans uit de hele Franse letterkunde’. Of eigenlijk hoeft ze maar net iets meer dan de helft te doen, want het eerste en tweede deel zijn al ‘uitmuntend vertaald’ door Constant van Wessem, en deel zeven is verschenen ‘in een goede vertaling van Bernard Bekman’. Ai! Die Leonie mag dan ineens veel geld hebben, veel eergevoel heeft ze blijkbaar niet. Of is die roman van Martin du Gard nu ook weer niet zo goed dat hij in het Nederlands één constante stem verdient, de stem van Leonie Kuyper?
Ze gaat direct aan het werk: ‘Ik sloeg deel drie van Les Thibault open, nam een pen, bekeek het eerste zinnetje van de vele duizenden die ik zou gaan vertalen: “Les deux frères longeainent la grille du Luxembourg.” Ik schreef: “De twee broers…” en terwijl ik schreef kwam het hele boek weer terug, en de zomervakantie waarin ik het had gelezen.’
Het moet gezegd: ze maakt geen vertaalfouten, ‘de twee broers’ is een zeer aanvaardbare vertaling van ‘les deux frères’. Wel heeft heeft ze blijkbaar een leesbril nodig, want in het Frans staat er geen ‘longeainent’ maar ‘longeaient’. Hoe komt ze trouwens aan al dat geld, zult u zich afvragen. Welnu, dat vraagt ze zich zelf ook af: ‘Na een uur of negen ’s avonds werd ik, terwijl ik rustig door bleef vertalen en ondertussen mijn hoofd brak over de vraag waar al dat geld vandaan kwam, steeds banger.’ En dat is meteen ook het allerlaatste wat we in De zonnewijzer te horen krijgen over vertalen: dat het iets is wat je rustig kunt blijven doen terwijl je je het hoofd breekt over een enorm geldbedrag dat je net in handen hebt gekregen, en terwijl je steeds banger wordt. Een vol punt eraf. Maarten ’t Hart heeft het niet begrepen.
[Filter 10:1 (maart 2003), © Martin de Haan]