Over deze editie
De zevenhonderd pagina’s manuscript van de tien Sainte-Beuve-cahiers zijn nooit integraal gepubliceerd, en de twee bestaande Franse edities voldoen zoals gezegd geen van beide: die van Bernard de Fallois omdat daarin de losse schetsen op kunstmatige wijze tot een coherent geheel zijn verwerkt, en die van Pierre Clarac omdat daarin de narratieve schetsen ontbreken. Wie dit literair-historisch zeer belangrijke materiaal wil vertalen valt dus in een compositorisch vacuüm en zal zelf een overtuigend concept voor de samenstelling van het boek moeten ontwikkelen, waarmee zowel Prousts intenties als de onvoltooidheid van het project recht worden gedaan. Wij zijn in onze vertaling aanvankelijk uitgegaan van de enige serieuze poging tot reconstructie van Prousts project, namelijk de Duitse editie, getiteld Gegen Sainte-Beuve (Suhrkamp 1997), vertaald door Helmut Scheffel en bezorgd door Mariolina Bongiovanni Bertini onder auspiciën van de eminente Proustkenner Luzius Keller. Deze editie gebruikt Scheffels oudere vertaling van de Fallois-editie uit 1962, en verwerkt daarin de recentste inzichten van het Proustonderzoek. Voor het eerst wordt hier een goed begrip van de ontwikkeling van de tekst gecombineerd met een presentatie die het provisorische karakter van de schetsen intact laat. Het is een ironie die de Franse onderzoekers doet knarsetanden: de tot nog toe beste, getrouwste uitgave van het dossier Contre Sainte-Beuve is een Duitse vertaling.
Gaandeweg de vertaling ontdekten we echter dat er ook op Keller c.s. het nodige valt af te dingen. De vertaling van Helmut Scheffel laat steken vallen; de compositie in vier delen doet geen recht aan de ontstaansgeschiedenis van het project; Keller is inconsequent in zijn afbakening van het corpus, aangezien hij fragmenten opneemt die niet tot de Sainte-Beuvecahiers behoren en fragmenten weglaat die er juist wel toe behoren; en ten slotte is de keuze en afbakening van de fragmenten op sommige plaatsen al te duidelijk ingegeven door betwistbare keuzen van Fallois en vooral Clarac.
Onze editie draagt onmiskenbaar de sporen van de Duitse, maar ons bescheiden streven was daarvan een verbeterde versie te presenteren: zorgvuldiger vertaald, helderder gecomponeerd, consequenter geselecteerd. De door ons gekozen drievoudige structuur (essay-verhaal-roman) legt duidelijker de ontstaansgeschiedenis van het project bloot. Sommige door Keller c.s. geselecteerde fragmenten hebben wij niet opgenomen omdat ze niets toevoegden of buiten het corpus vielen, andere die relevant of bijzonder fraai waren (bijv. ‘Moeder en Françoise’ en ‘De grafstenen in de kerk van Combray’) zijn toegevoegd. Daarnaast hebben wij, anders dan Keller, gekozen voor een leeseditie en niet voor een filologisch verantwoorde, wetenschappelijke uitgave: die zou in het Frans moeten verschijnen, niet in het Nederlands. Via de bronnenlijst kan de vindplaats van de originele fragmenten (in de twee Franse edities van Contre Sainte-Beuve en in de afdeling ‘Esquisses’ in de nieuwe Pléiade-editie van de Recherche) makkelijk worden getraceerd. Het notenapparaat is met opzet zo beperkt mogelijk gehouden, met name wat verwijzingen naar de Recherche betreft: ook Proust wist niet wat er later uit zijn materiaal zou voortkomen, en wij hebben Contre Sainte-Beuve bewust niet willen reduceren tot een voorstudie van de grote roman, maar de nadruk willen leggen op de interne logica van het project.
Voor de vertaling hebben we hetzelfde uitgangspunt aangehouden als voor de compositie: zowel het voorlopige karakter van de schetsen als de erin doorschemerende esthetische intenties moest recht worden gedaan. Typerend voor Proust is dat hij al schrijvend naar de juiste invalshoek en de juiste formulering zoekt, en wij hebben hem daarin proberen te volgen (of beter: te pasticheren) zonder concessies te doen aan de zeggingskracht en de trefzekerheid van de vertaling. ‘Deze afschuwelijke stijl niet zo laten,’ noteert Proust in het stuk over Romain Rolland, na een inderdaad niet bijster welluidende zin (de zin erna is overigens nog veel afschuwelijker), maar dat is nu precies wat wij wel hebben gedaan: lelijke zinnen zijn lelijk geworden, mooie zinnen mooi, lange zinnen lang en onvoltooide zinnen onvoltooid – niet uit slaafse navolging van het origineel (wat een dubbel gebrekkige tekst zou hebben opgeleverd), maar als bewuste esthetische keuze met als doel het zoekende van Prousts stijl ook in het Nederlands voelbaar te maken.
Dat wordt vooral duidelijk in de schetsen waarvan we verschillende versies hebben opgenomen. Literair vertalen is het vervangen van een weefsel van woorden door een analoog weefsel van andere woorden. Van een een-op-eenrelatie kan daarbij per definitie geen sprake zijn, maar voor terugkerende of nu juist níet terugkerende elementen, die het geraamte van een tekst vormen, moet toch een equivalent worden gevonden. Waar Proust in achtereenvolgende schetsen (bijvoorbeeld over het reepje daglicht) verschillende synoniemen of zinsvolgordes heeft uitgeprobeerd, hebben wij dat ook gedaan, zelfs al lijken de varianten in het Frans min of meer gelijkwaardig en zouden ze normaal gesproken, als ze niet bij elkaar hadden gestaan, heel goed dezelfde vertaling hebben kunnen opleveren. Het omgekeerde geldt voor terugkerende termen: die hebben we door het hele boek heen consequent proberen te vertalen, ook al zouden in afzonderlijke schetsen soms andere oplossingen meer voor de hand hebben gelegen.
Wie desondanks de onweerstaanbare neiging naar het origineel niet kan onderdrukken, kan vanaf 2009 terecht bij de volledige uitgave (door Brepols Publishers in het Belgische Turnhout) van alle vijfenzeventig in de Bibliothèque Nationale aanwezige Recherche-cahiers, waaronder de tien die aan Contre Sainte-Beuve gewijd zijn. Elk cahier wordt uitgebracht in twee delen, een full-colour facsimile (inclusief de befaamde paperoles, de losse uitklapstroken met verbeteringen en aanvullingen die Proust in zijn cahiers plakte), en een getranscribeerde versie. Dit monumentale project, waarvoor twintig Proustspecialisten de handen ineen hebben geslagen, voldoet aan alle wetenschappelijke en filologische vereisten, maar heeft behalve de zeer hoge aanschafprijs van de boeken als nadeel dat de leesbaarheid ver te zoeken is. Het wachten blijft dus op een goede Franse teksteditie.
[Nawoord bij Marcel Proust, Tegen Sainte-Beuve, samengesteld, ingeleid en vertaald door Marjan Hof. Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2009, © Marjan Hof.]