Wat is het grootste vertaalprobleem dat u bent tegengekomen?
Elke tekst is onvertaalbaar tot het tegendeel is bewezen. Zo ook het werk van Marcel Proust. Zijn eindeloos lange zinnen zijn een grote uitdaging voor een Nederlandse vertaler, omdat het Nederlands zich (met name door de plaats van de persoonsvorm, de beperkte verbuigingsmogelijkheden en de onmogelijkheid om deelwoorden los op te hangen in de zin) minder goed leent voor het maken van eindeloos lange zinnen dan het Frans.
In een van die zinnen beschrijft Proust hoe zijn hoofdpersoon in het Bois de Boulogne mevrouw Swann ziet aankomen in een ‘incomparable victoria’. De naam van het rijtuig komt zelf als een victorie in de zin, die na onderwerp en gezegde (‘Je voyais’) het lijdend voorwerp (de weergaloze victoria) meer dan honderd woorden lang weet uit te stellen door plaatsing van een tussenzin en vier bepalingen. Dat uitstellen van het hoogtepunt is typisch proustiaans en moet dus ook in de vertaling worden behouden.
Hoe hebt u het opgelost?
Met het voegwoord want. Daarmee kun je namelijk een bijzin met bijbehorende onbruikbare zinsvolgorde vermijden en een nevenschikking maken met het lijdend voorwerp helemaal achteraan: ‘wanneer ik haar in de verte zag’ wordt ‘want in de verte zag ik haar’. Het was de enige keer in twintig jaar literair vertalen dat ik een dreigend geval van onvertaalbaarheid heb weten te voorkomen door logisch te redeneren vanuit parate abstracte kennis.
[geschreven voor de rubriek ‘Vertaald door…’ van Onze Taal; de beschreven zin is hier te lezen]