web analytics

De vorige levens van Régis Jauffret

In een vorig leven was ik bendelid. Wij overvielen snoepwinkels in het Gooi, een onzer kocht klapkauwgom terwijl de anderen hun zakken vulden; er was geen camerabewaking in die tijd. In een ander vorig leven was ik eeuwig student en would-be dichter in Groningen. In weer een ander vorig leven was ik kraker en freelance-socioloog in Amsterdam. In mijn huidige leven ben ik vertaler, huisman, koorlid, rugbysupporter in Gent, België. We leven in het hier en nu, maar allemaal hebben we ‘vorige levens’. Dat zijn niet louter eerdere levensfases in biologische zin; die fases gingen gepaard met een specifieke leefomgeving, een specifiek netwerk van relaties, een specifiek zelfbeeld, kortom met een eigen, afzonderlijke identiteit.

Voor iedereen geldt dat het aantal vorige levens eindig is. Bij sommigen beperkt zich dat aantal tot de vijf vingers van een hand, bij anderen tot de negen levens van een kat of tot de even spreekwoordelijke twaalf ambachten, dertien ongelukken. Niemand verandert onbeperkt, naar willekeur, van leven.

Zo niet de hoofdpersoon van Régis Jauffrets Wereld, wereld! De vrouw van middelbare leeftijd die in haar keuken zit te wachten tot de lamsbout in de oven gaar is, tot haar man thuiskomt of tot de gasten aanbellen, heeft een oneindig aantal vorige levens: ze wisselt om de haverklap van naam, van verleden, van heden, van toekomst, van echtgenoot, van beroep, van identiteit. Soms duurt haar verschijning een tiental pagina’s, soms maar een paar regels, en het komt ook voor dat we alleen haar naam te horen krijgen, zonder enige nadere informatie over haar levensloop.

Mathematisch oneindig is het aantal levens van deze protagoniste niet. Wereld, wereld! is een kloek boek van meer dan vierhonderd bladzijden, maar het heeft een voorplat en een achterplat, een begin en een eind. Het zou tot in het oneindige hebben kunnen doorgaan, als een boek niet materieel begrensd was, als er geen grenzen waren aan het uithoudingsvermogen van een schrijver en het geduld van een lezer.

In een van mijn vorige levens was ik, zoals gezegd, socioloog. Dus heb ik gedaan wat sociologen graag doen: tellen. De protagoniste van Wereld, wereld! wisselt even makkelijk van naam als een gewoon mens van schoenen: het aantal levens dat zij door Jauffret in deze roman krijgt toegemeten bedraagt vijfhonderd zeven.

Minder kwantificeerbaar is de aard van haar namen. Zo komen we, om maar een voorbeeld te geven, zes Dominiques tegen in deze roman (Dominique Turri, Dominique Nuget, Dominique Fonti, Dominique Fermant, Dominique Desmanges, Dominique Verrant) en drie Caroles (Carole Norbert, Carole Noulta, Carole Komin). Het lijkt erop alsof Jauffret met de keuze voor die wat oubollige patroniemen, traditionele Franse vrouwennamen, de spot drijft met de ‘bourgeoiscultuur’ waarbinnen zijn protagoniste leeft – een bourgeoiscultuur die hij overigens in interviews omhelst als het enige milieu waarin de liefde voor literatuur kan gedijen. Deklassering is dan ook een permanente dreiging voor de hoofdpersoon, die in menige levensloop voorbestemd blijkt tot de allerkleinste burgerij of zelfs tot de zelfkant van de samenleving. Een modern trekje is dan weer dat ze niet opgesloten zit in haar vrouwelijkheid: nu en dan verandert ze ook van geslacht en metamorfoseert ze tot man.

Het leven van Carole Komin en haar opvolgsters: ‘…Of het moest zijn dat ze eerder Hélène Dutour benijdde, een ordentelijke lesbienne die al jaren samenwoont met Eveline Sovier, een vertaalster die lezingen geeft en voortdurend op tournee gaat. En Louisa Derrin, Lucienne Sermot, Valentine Desgrand met haar meeslepende beroep van filologisch onderzoekster en haar zes polyglotte kinderen met blauwe ogen, blanke huid en gitzwart haar. Ze zal haar ogen neerslaan en zich misschien afvragen of ze de laatste tijd niet eerder Béatrice Vercors is geweest, directrice van een grote schoonheidssalon met altijd slechtgehumeurde klanten, die verbitterd waren omdat ze ondanks hun vette bankrekening in niets leken op de meisjes van lage komaf die ze op straat tegenkwamen, opgetogen huizend in jonge, lenige lichamen met een huid zo zijdezacht als een jurk van een groot couturier…’ (p. 289-290).

DSC_0090

Alles wijst erop dat we hier te maken hebben met een experimentele roman: in Jauffrets ultrakorte levensverhalen (een genre dat hij ‘microficties’ heeft gedoopt, conform de titel van de roman die hij in het kielzog van Univers, univers (2003) publiceerde, Microfictions (2005)) wordt de werkelijkheidsillusie voortdurend doorbroken, het pact met de lezer voortdurend opgeschort. Jauffret dwingt de lezer zich te onderwerpen aan diens maniakale vertelwoede. Wat je leest is geen psychologische roman over een Franse dame uit de middenklasse met een persoonlijkheidsstoornis, een wankel zelfbesef en een op hol geslagen verbeelding. De op hol geslagen verbeelding is die van de schrijver zelf.

Waarmee nog niets gezegd is over de vertaling. Wat ons, vertalers Martin de Haan en Rokus Hofstede, heeft geleid was een bij uitstek dienstbaar streven: behoud van de trefzekerheid van de originele tekst. Daarbij ging het minder om briljante vondsten, vaardigheid in het werken met verschillende registers of syntactische wendbaarheid, als wel om de maximale frappe van de zin. Als Jauffret een vrouw omschrijft als ‘une femme aussi haut perchée que sa voix’, speelt hij met dubbele betekenissen om het beeld van een magere hysterica op te roepen; in de vertaling is zij een ‘hoogpotige furie’ geworden. Als hij een vrouw karakteriseert als een ‘tempérament d’amoureuse’, mag zij in de vertaling ‘leven voor de liefde’. Meer algemeen hebben we ervoor gekozen om ten behoeve van de frappe de talloze vergelijkingen steevast aan het eind van de zin te laten staan, in tegenstelling tot wat je soms in het Nederlands zou verwachten (‘Het zijn de Guevins, de Farrimonts of de Ralliets, kleinhoofdige mensen bij wie de neuronen opeengepakt zitten als haringen in een ton, of het moesten de Moulins zijn met hun hypertrofische schedels waarin de gedachten verdwalen als in een oosters paleis.’). Ook hebben we bij de vertaling van de door Jauffret veelvuldig gebruikte toekomende en voorwaardelijke wijs flink gesnoeid in de hulpwerkwoorden, om de tekst niet topzwaar te maken. En uiteraard hebben we elkaar behoed voor elementaire instinkers als de uitdrukking ‘avoir mal au coeur’, die niet duidt op ‘pijn in de hartstreek’, laat staan op ‘hartzeer’ , maar gewoon op misselijkheid.

Wereld, wereld! is geen feel good novel, het is een feel bad novel; Jauffrets soms grimmige, vaak sardonische rapportage over ontsporende levens is zeker niet aan eenieder besteed. Maar voor de avontuurlijk ingestelde lezer is deze koffer vol boosaardige, naargeestige, vrolijke verhalen een aanrader: experimenteel, maar in een glasheldere stijl zonder enige wolligheid of intellectualistisch geneuzel; vol humor, maar dan wel van de gitzwarte soort.

‘Ze heeft te veel namen gekregen, niemand weet meer wie ze is. Op dit moment is de bout rauw, het lam maakt er nog gebruik van om over de velden te dartelen, in de bomen te klimmen, op te vliegen van de hoogste tak met de gratie van een kiezelsteen, een kaaiman, een lezer die met zijn kop voorover in een roman is gevallen. Een onverwachts overleden roman. Boeken sterven in het harnas.’ (p. 428)