web analytics

C.F. Ramuz, Schoonheid op aarde (fragment)

‘[…] Ze kijkt op, draait haar hoofd naar links en naar rechts. Het kwam van rechts. De muur was hoger dan zij, maar dan beginnen we te zien wie ze is. Een ladderwagen stond tegen de muur geschoven; ze grijpt hem met beide handen vast, haar omslagdoek heeft ze om haar middel geknoopt, dan klimt ze de ladder op, in het maanlicht, want de maan was net achter de wolken verschenen, en de maan schijnt op haar haren, op haar schouders, dan op haar rok en rond haar benen. We beseffen hoe lenig ze is. Ze blijft een ogenblik ineengedoken boven op de muur zitten, steunend op haar handen, die ze plat voor zich heeft gelegd; het was de rand van een gecementeerd dakterras, gebruikt voor het uithangen van wasgoed, zoals bleek uit lijnen van staaldraad die tussen haken waren opgespannen. We zien dat ze van wanten weet. We zien dat ze weet wat ze doet. Ze richt zich niet op, ze gaat niet staan; dan zou ze al te makkelijk zijn ontdekt. Die maan in het eerste kwartier schitterde als een gladgespoeld blok ijs bij de hoek van Café Milliquet en tekende verderop, op het water, een soort brede baan die het maanlicht weerkaatste; zij kruipt als een kat. Ze was zo stil dat ze al kruipend stilte leek toe te voegen aan de stilte. Zo bereikt ze de andere kant van het dakterras. Daar hoeft ze alleen nog met haar hele lijf voorover op haar buik te gaan liggen, enkel haar ogen steken boven de rand uit.

En het kwam van de andere kant van een binnenplaats, uit een lang, laag huis, alleen de benedenverdieping was van steen. Zoiets als een schuur met eronder een stal en naast de stal twee kamers, achter één raam brandde licht en dat raam had geen gordijnen. Je kon hem heel goed zien. Tegen de witgekalkte muur stond een klein ijzeren bed en op dat bed lag een bruine deken met kleurige strepen langs de randen; hijzelf zat tussen het raam en het bed, op een stoel zonder rugleuning, want op een stoel met rugleuning had hij niet kunnen zitten. Door de bult op zijn rug hing zijn hoofd over zijn knieën; alleen met grote moeite hief hij zijn hoofd op. O, wat is hij klein! O, hij is bleek! O, hij is heel klein, hij heeft een enorm instrument, een instrument dat zelfs groter is dan hijzelf wanneer hij de lange roodleren balg helemaal opentrekt, en dan buigt hij hem weer tot een halve cirkel, aan beide kanten duwend tegen de luchtweerstand; daarom helt hij zo over met zijn hele lijf en kromt hij zijn schouders naar binnen, om druk te zetten op zijn gespreide armen; maar wat dansen zijn vingers vliegensvlug over de mooie, glimmende toetsen! Ze brengt haar hoofd nog wat meer naar voren. Dan draait hij zich naar haar toe, zonder haar te zien. Met zijn voet verschuift hij de kruk onder zich, voor een nieuw deuntje, want het andere is afgelopen; maar nu begint het juiste, nu komt het allermooiste – eerst is het een lange roep, een langgerekte kreet, ondersteund door de bastonen, dan is er een korte stilte; dan buitelen duizend
kleine nootjes allemaal over elkaar heen.

Er werd tegen de ruiten getikt, hij gaat gewoon door met spelen. Er wordt drie keer tegen de ruiten getikt, hij kijkt alleen even op, hij lijkt niet verbaasd.

Niets remt of verandert ook maar een moment de mooie beweging van de balg, zijn vingers die van boven naar beneden, van beneden naar boven vliegen, die stijgen en dalen op de ladder, niets vertraagt ze – er wordt geklopt, hij gebaart dat men binnen mag komen, dan perst hij opnieuw zo veel lucht naar buiten als hij kan voor het grote akkoord; en intussen komt zij een eerste ruimte binnen, waar een scherpe leerlucht haar op de keel slaat, zodat ze moet hoesten, maar ze zag dat er onderaan de tweede deur een straaltje licht sijpelde.

Eerst leunt ze met haar twee schouders tegen de muur. Ze leek heel groot vergeleken met hem.

Het is haast alsof ze zich probeert in te houden, want ze leunt helemaal achterover, met haar twee schouders tegen de muur en haar handen over elkaar; maar dan opeens, in de schaduw, onderaan haar bruine gezicht, komt het grote flitsen van haar tanden.

Hij had het vast begrepen, hij knikt haar toe.

En zij trekt haar omslagdoek los van haar mooie armen; ze trekt hem los van haar ronde hals.’

  • C.F. Ramuz, Schoonheid op aarde, vertaling en nawoord Rokus Hofstede, Uitgeverij Van Oorschot, 2023
Print Friendly, PDF & Email

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.