web analytics

De kikkerslag. Over Brissets Zwemmen of de zwemkunst

De mens is geboren in het water en stamt af van de kikker – een theorie die wordt bewezen door de analyse van de menselijke taal. Zo luidt, samengevat, de stelling die Jean-Pierre Brisset (1837-1919), Frans schrijver, denker en uitvinder, vanaf 1889 in een reeks profetische werken verdedigt: Le Mystère de Dieu est accompli (1890), La Science de Dieu ou La création de l’homme (1900), Les Prophéties accomplies (Daniel et l’Apocalypse) (1906) en Les Origines humaines (1913). In deze geleerde boeken geeft Brisset via omstandige analyse van woordspelingen en homofonieën in de Franse taal een volkomen nieuwe visie op de menswording, die in rechtstreekse concurrentie treedt met Darwin. Uit een duizelingwekkende waterval van fonetische equivalenties leidt Brisset ’s mensen ‘batrachische oorsprong’ af, te beginnen bij de eerste ‘Kwak’ die opklonk toen ongeslachtelijke oerkikkers onderaan hun buik geslachtsorganen zagen verschijnen en daarop reageerden met een schreeuw van verbazing en pijn: ‘Coa?’ ‘Quoi?’ ‘Qu’est-ce que c’est?’ ‘Que sexe est?’ ‘Késekça?’

Voordat Brisset zich als visionair paleontoloog manifesteerde, had hij zijn intellectuele ijver vooral op de taalkunde gericht. Hij schreef een Methode zur Erlernung der Französischen Sprache (1874) en twee normatieve grammatica’s, La Grammaire logique, ou Théorie d’une nouvelle analyse mathématique résolvant les questions les plus difficiles… (1878) en La Grammaire logique, résolvant toutes les difficultés et faisant connaître par l’analyse de la parole la formation des langues et celle du genre humain (1883).

Maar Brissets allervroegste werk was zuiver praktisch en filantropisch van aard – en een vertaling ervan hebt u nu in handen. La Natation ou l’Art de nager appris seul en moins d’une heure (1870) is een eenvoudige methode om te leren zwemmen, een zwemhandleiding bedoeld voor soldaten maar ook voor gewone mensen, die in kort bestek beschrijft hoe je de schoolslag kunt leren – in latere werken rept Brisset van de ‘kikkerslag’. Het is met andere woorden een volkomen serieuze poging om eenieder te helpen de angst voor het water te overwinnen: Brisset wil de aankomende zwemmer wapenen in zijn strijd met een element dat, ‘bij degene die het trotseert, loert op een fout om hem te verzwelgen.’ Zijn revolutionaire idee is dat je zwemmen moet aanleren op het droge: ‘Een degen leren hanteren doe je niet op het terrein waar het duel plaatsvindt. Precies zo moeten we al kunnen zwemmen voordat we te water gaan.’ Kort nadat Brisset de tekst schreef, vroeg hij, in dezelfde pragmatische geest, patent aan op een opblaasbare zwembroek-riem met twee luchtkussens, de zogeheten ‘ceinture-caleçon aérifère de natation à double réservoir compensateur’, bedoeld om te voorkomen dat beginnende zwemmers, m/v, bij hun eerste slagen in het water zouden verdrinken. De zwembroek-riem was geen commercieel succes.

Opmerkelijk is de iconografie van Brissets zwemhandleiding. Hoewel hij Zwemmen of de zwemkunst schreef lang voor hem de ‘batrachische oorsprong’ van de mens werd geopenbaard, mogen de tekeningen die hij aan zijn methode toevoegde met terugwerkende kracht symptomatisch heten. In embryonale vorm lijkten ze het visioen van de voorouderlijke kikker reeds te bevatten. De vijf figuurtjes die in zijn handleiding de kikkerslag uitvoeren hebben namelijk ontegenzeglijk een amfibische uitstraling: ze zijn geslachtloos en haarloos, ze dragen geen zwemkledij. Ergo, zwemmen is niet alleen nuttig en genoeglijk, de zwempraktijk brengt de mens nader tot zijn eigen oervorm, die van de kikkervis en de spermatozoïde.

De postume erkenning van het werk van Brisset is in Frankrijk allereerst terug te voeren op André Breton, die het een prominente plaats gaf in zijn Anthologie de l’humour noir (1940). Brisset schittert volgens Breton door onwillekeurige humor, die hij betitelt als ‘humour de réception’, in tegenstelling tot de meer klassieke ‘humour d’émission’. Ook het onderzoek naar ‘fous littéraires’, verricht door Raymond Queneau en later André Blavier, droeg bij aan Brissets nachleben. In de jaren ’70 van de 20e eeuw bogen Denis Roche en Michel Foucault zich over Brissets op homofonie gebaseerde taalspinsels en vergeleken die met met de hallucinatoire tekstproducties van auteurs als Louis Wolfson en Raymond Roussel. In recenter jaren heeft vooral de Franse taalwetenschapper, kunsthistoricus en Regent van het Collège de ‘Pataphysique Marc Décimo zich opgeworpen als Brissetspecialist. Hij schreef euforiserende essays over diens werk (gepubliceerd bij Les Presses du réel), en publiceerde bovendien, in 2001 (bij dezelfde uitgever) Brissets Oeuvres complètes (dat 1.324 bladzijden telt). In 2002 gaf Décimo het zwemkundige werk van Brisset opnieuw uit onder de titel Oeuvres natatoires, en voorzag het van een uitvoerig voorwoord en nawoord.

Volgens Décimo roept Brissets oeuvre de vraag op naar de esthetische kwaliteiten van teksten die door geestelijk gestoorden zijn voortgebracht – ‘parafrenie’ (een door Freud gebruikt synoniem van schizofrenie) is Décimo’s term voor Brissets stoornis, maar diens fenomenale taalcreativiteit ziet hij in eerste instantie als een uiting van psychoses.

In Nederland moet Rudi Kousbroek worden aangewezen als vroegste analist van Brissets profetische taalkunde. In het essay ‘De grote wet’ uit De logologische ruimte (1984) geeft hij een hele reeks in het Nederlands getransponeerde voorbeelden van Brissets kenmerkende woordspeligheid. Matthijs van Boxsel / T.van Slobex stelt in het inleidende hoofdstuk van zijn Morosofie (2002) een overzichtelijke intellectuele biografie van Brisset op, ‘fou littéraire’ en proto-‘patafysicus. Ook gaat Van Boxsel / Van Slobex uitvoerig in op een curieuze episode in Brissets intellectuele bestaan: zijn huldiging, in april 1913, tot ‘Prince des Penseurs’, een titel die hem werd toegekend bóven onder meer de destijds toonaangevende filosoof Henri Bergson. Uiteraard is die huldiging door een groep jonge artiesten en schrijvers onder aanvoering van Jules Romains een canular, een grap, een parodie, door Romains c.s. op touw gezet om de potsierlijke ijdelheid van alle cultureel eerbetoon te illustereren.

Maar de episode is vooral curieus omdat Brisset als stralend middelpunt van de festiviteiten de mystificatie rond zijn persoon in het geheel niet lijkt te op te merken en alle lofprijzingen dankbaar in ontvangst neemt, waarmee hij de definitie van de situatie gaandeweg volledig weet te wijzigen. Dat laatste valt na te gaan uit de sporen die Brissets moment de gloire heeft nagelaten in de toenmalige Nederlandse pers.[1] De huldiging werd namelijk becommentarieerd in een grote hoeveelheid vaderlandse dagbladen, waaronder: Haarlem’s Dagblad, Tubantia, Het nieuws van den dag, Het Vaderland, Deli Courant, Twentsche courant, De Sumatra post, Provinciale Drentsche en Asser courant, de Bredasche courant, Dordrechse Courant, Amersfoortsche Courant, La gazette de Hollande, Suriname – koloniaal nieuws- en advertentieblad, Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst… Geen betere manier om de sfeer ter plekke op te snuiven dan door enkele van deze commentatoren het woord te geven. Zo schrijft de correspondent van ‘Brieven uit Parijs’ in Het nieuws van den dag op 19 april 1913:

Het huldebetoon heeft Zondag plaats gehad. Bedoeld als fopperij, als charge op vorige prinsenverkiezingen, is het ver over zijn doel heen gegaan, want het heeft de aandacht van heel Parijs getrokken en bij menigeen de vraag gewekt, of er werkelijk in de theorieën van Pierre Brisset niet iets nieuws, iets oorspronkelijks, iets waars verborgen was, dat door ernstige beschouwing en overweging sommige raadselen tot klaarheid kon brengen. Ik heb deze vraag hier niet te beantwoorden, maar wel mag ik zeggen dat de twee uren lange lezing, die de heer Brisset des namiddags in het gebouw der Sociétés Savantes gehouden heeft — en waar de zaal propvol en haar drie deuren aan de buitenzijde met toehoorders dicht bezet waren — een reusachtig succes heeft gehad en velen tot nadenken heeft gebracht. […]

Het portret dat van Brisset in de krantencommentaren wordt geschetst is frappant: de krasse, zesenzeventigjarige grijsaard, ‘held van de dag’, is een ‘treffend voorbeeld van opgeruimde goedhartigheid’, die ‘sympathieke belangstelling en bewondering’ wekt en wiens wijsgerige arbeid ‘een beter lot verdient dan provinciale vergetelheid’. Zeer geroerd blijkt A. Moresco, correspondent van Het Vaderland, die persoonlijk aanwezig was bij het banket ter ere van Brisset:

Terwijl een zondvloed van redevoeringen in het Fransch en in vele vreemde talen – de Duitsche, Spaansche en Italiaansche sprekers beantwoordde hij kort maar onberispelijk in hun eigen taal – tegen hem werd losgelaten, nam ik waar hoe een steeds krachtiger gelukstraling op zijn gelaat te lezen was. Geen oogenblik kwam bij dien naïeven idealist – die toch zeker een rijke levenservaring heeft, want hij maakte als Fransch officier de Mexicaanse expeditie en den Krimoorlog mee – de gedachte op, dat men een loopje met hem nam, dat zijn verkiezing en heel dat huldebetoon als een monstermystificatie bedoeld waren, en zij zelven die deze bedoeling in den aanvang hadden gekoesterd, waren lang reeds voor het eind van den avond hun taak zoo ernstig gaan opvatten, dat er ten slotte aan geen grappenmakerij meer gedacht werd, maar integendeel ieder hunner het er zoo veel mogelijk op toelegde bij den „prins” de mening te bevestigen, dat alles welgemeend en de hem bewezen hulde ten volle verdiend was. Zoo was het zelfs toen hij bij de nadering van het middernachtelijk uur vertrok en hem buiten nog een ovatie werd gebracht. […] Een man met zulk een hart, met een kracht van lichaam en van geest als waarvan hij dien onvergetelijken Zondag de bewijzen leverde, die boeken schrijft waarin hij het wezen der godheid, den oorsprong en de ontwikkeling van bet menschelijk geslacht, de vorming der talen en de vervulde profetieën verklaart, die man heeft meer recht op den schoonen titel van „Prins der Denkers”, dan de eerste de beste ijdele wijsneuzige taalgoochelaar zou kunnen doen gelden op dien van „Prins der Dichters”.

Ten overvloede zij hier vermeld dat Jean-Pierre Brisset (1837-1919), zweminstructeur, weldoener, paleontoloog, theoloog en beoefenaar van de imaginaire taalkunde, als heilige prijkt op de ‘patafysische kalender, naast onder anderen Jeroen Bosch, Arthur Cravan, Han van Meegeren, Rrose Sélavy en Jules Verne.

[1] Met dank aan de archivarische speurzin van Bastiaan D. van der Velden, R.H.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.