web analytics

De bodemloze put in de dichter

De Franse Bibliotheek van uitgeverij Van Oorschot heeft vanaf het begin de wind niet mee gehad. Het project kreeg niet veel aandacht in de pers, en van de weinige kritieken bleven vooral de negatieve geluiden naklinken, zoals: de succesformule van de Russische Bibliotheek laat zich niet zomaar transplanteren naar een ander taalgebied, de geselecteerde titels zijn te onbekend, de vertalingen zijn niet goed – kortom, zet de reeks maar stop, meneer Van Oorschot.

Zo’n ambitieus project is natuurlijk een gemakkelijk doelwit. Inderdaad valt er best wat aan te merken op de keuze van bepaalde titels of de kwaliteit van sommige vertalingen, maar laten we vooral niet vergeten dat bij andere uitgeverijen vaak veel beroerdere Franse boeken verschijnen.… > Lees verder

Zappen door de tijd

In 1983 verscheen in Parijs een boekje van nauwelijks meer dan honderd bladzijden dat de Franse literaire wereld op haar kop zette. De badkamer, luidde de titel simpelweg, en de auteur was de 27-jarige Belg Jean-Philippe Toussaint. In de persoon van Jean Echenoz had de uitgever, Minuit, al een andere, gelijkgestemde jonge schrijver in het fonds, en spoedig volgden er meer: Éric Chevillard, Christian Oster en anderen, die samen al snel – hoe kon het ook anders – de ‘badkamergeneratie’ werden genoemd.

Toussaint bleef na zijn droomdebuut niet stilzitten. In 1986 verscheen Meneer, in 1989 Het fototoestel en twee jaar later De aarzeling.… > Lees verder

Achter de gebroken spiegel

De Franse achttiende eeuw doet het in Nederland niet slecht de laatste jaren. Sinds 1994 zijn er vertalingen verschenen van Casanova, Voltaire, Rousseau, Cazotte, Diderot, Saint-Simon en Belle van Zuylen, en er is nog meer op komst: Crébillon fils, Montesquieu, Vauvenargues, nog meer Diderot.

Eén naam ontbreekt nog in dat rijtje: Nicolas Restif (of Rétif) de la Bretonne, van wie vorig jaar de pornografische roman Anti-Justine verscheen in een vertaling van Martin Ros. Het is het vunzigste van het vunzigste, Sade in het kwadraat, en alleen al voor het evenwicht is het goed dat er nu een vertaling van een boek van Restif is verschenen dat een wat genuanceerder beeld van de schrijver geeft: Monsieur Nicolas, of de menselijke inborst ontmaskerd, deel één (er zullen er nog heel wat moeten volgen, want de Franse tekst beslaat twee dikke Pléiade-delen).… > Lees verder

Van pijnboom tot asfaltweg – gesprek met Luo Qing

door Silvia Marijnissen en Martin de Haan

Zowel in Taiwan als daarbuiten heeft u naam gemaakt als schilder, dichter en kalligraaf. Is er een reden waarom u op die drie terreinen actief bent? Hoe hangen zij met elkaar samen?

Als kind wilde ik schilder worden, maar mijn leraar zei dat ik om schilder te worden poëzie moest leren schrijven. En daarvoor moest ik weer kalligrafie leren… In het begin bekeek ik het dus heel praktisch: Chinese schilders houden van lege ruimtes om poëzie in te schrijven, omdat poëzie heel suggestief is en een belangrijke rol in de compositie van het geheel speelt.… > Lees verder

De man in de schaduw

Een vijftigjarige schrijver herinnert zich hoe hij dertig jaar eerder in Parijs een meisje en haar vriend heeft leren kennen: zij vragen hem op straat waar het dichtstbijzijnde postkantoor is, hij loopt met hen mee, maar het is al niet meer nodig, ze zien een tabakswinkeltje en kopen daar hun postzegels. Hij vergezelt hen naar hun hotel, ’s avonds eten ze samen wat in een café, en dat is het begin – ja, waarvan eigenlijk? Een vriendschap? Het woord valt niet, net zomin als dat andere: liefde.

Toch is Uit verre vergetelheid, het voorlaatste boek van de Franse schrijver Patrick Modiano, onmiskenbaar een liefdesroman.… > Lees verder

Bamboegrammen uit Gent

In 1975 verscheen er van de hand van de Franse dichter en romancier Raymond Queneau (bekend van o.a. Stijloefeningen en Zazie in de metro) een merkwaardig boek – zijn laatste overigens. Deze dichtbundel, laten we het zo maar noemen, bestaat uit drie delen, waarvan de laatste twee overduidelijk op de Yijing, het Chinese Boek der Veranderingen geïnspireerd zijn. Misschien is dat de reden waarom de specialisten ook bij het raadselachtige eerste deel een Chinese inspiratiebron hebben vermoed? Wie zal het zeggen. In ieder geval heb ik zelf de gangbare herleiding van de gedichten van dit eerste deel tot het klassieke Chinese genre van de lüshi (normgedicht) altijd nogal geforceerd gevonden.… > Lees verder