web analytics

Vlucht naar Brussel

In het Maximiliaanpark, naast de kantoortorens van de Brusselse Noordwijk, hebben honderden vluchtelingen een heenkomen gezocht, hopend op een nieuw leven – een ander leven – wèg van de verschrikking. Ze zijn in België beland, ze hadden ook ergens anders kunnen belanden, maar hier zijn ze, het begin is er, nu de rest nog.

Ook ik ben ooit gevlucht, in België beland en er opnieuw begonnen. Daar houdt de overeenkomst op; ik ontvluchtte geen collectieve verschrikking maar een persoonlijke, mijn paniek was relatief, mijn vluchtelingenstatus bevoorrecht. Ik kon gaan en staan waar ik wilde, ik sprak de talen, ik had een Europees paspoort, ik hoefde nergens aan te sluiten voor registratie of verblijfsvergunning.… > Lees verder

Witgepleisterde graven. Conrad en Brussel

Mijn definitieve literaire tekst over Brussel is niet geschreven door een Belg maar door een migrant, de Pool Józef Teodor Konrad Nalecz Korzeniowski, beter bekend als Joseph Conrad (1857-1924), die zich na een loopbaan in de Britse marine tot Engelsman liet naturaliseren en zich ontpopte als Engelstalig schrijver, een van de grootste van de twintigste eeuw. In de novelle Heart of Darkness (1899), een op autobiografische ervaring gebaseerd relaas van een reis naar de Congolese binnenlanden in de tijd dat dat land het privébezit was van de Belgische koning Leopold II en eufemistisch ‘Congo Vrijstaat’ heette, speelt maar een fractie van de handeling, aan het begin en het eind van het verhaal, zich in Brussel af.… > Lees verder

‘Photographie of iets dergelijks’

Het kartelrandje doet herkomst uit een Belgisch familiealbum vermoeden, de locatie van de afbeelding is naar alle waarschijnlijkheid Congo, of liever de Congo, zoals het in Vlaanderen gallicistisch heette, en de tijden zijn koloniaal, het tafereel speelt zich vóór 1960 af. Wat opvalt op de zwart-witfoto is het contrast – niet zozeer tussen de zwarte man en de witte auto; dát contrast stemt overeen met wat bekend is over de sociale verhoudingen in Congo voorafgaand aan de onafhankelijkheid; hier wordt rijkdom uitgestald, of althans vereeuwigd, zowel de rijkdom vertegenwoordigd door het toenmalige bezit van zo’n auto in Leopoldville en omstreken als de rijkdom belichaamd door een privé-chauffeur.… > Lees verder

Marcel Broodthaers, ‘Standbeelden van Brussel’ (fragment)

Het was verschrikkelijk.
De wind blies met de woeste kracht van een tornado.
Dakpannen en schoorstenen werden opgezogen naar de hemel
in zuilen van vergruizeld puin.
De wind in staat van waanzin gaf de stad een ander aanzicht.

Standbeelden,
huurlingen, stonden op wacht in de veroverde vesting.
Ze worstelden met trage gebaren.

Broodthaers_Coulommier.omslag

  • ‘Standbeelden van Brussel’ (fragment), Marcel Broodthaers, teksten; Julien Coulommier, foto’s; Rokus Hofstede, vertalingen, in: Terras 09, 2015, ‘Brussel’
  • > Lees verder

    Hermans en de hoer van Brussel

    Misschien moet je wel iets van een hoerenloper hebben om van Brussel te houden.

    Ooit vormden wij mensen één volk en hadden wij één taal. Toen wilden de Babyloniërs een toren bouwen die tot de hemel reikte. God strafte de torenbouwers met spraakverwarring, de onderneming mislukte, de volken werden over de gehele aarde verstrooid. In het boek Genesis, de oudtestamentische bijbel-proloog, wordt het verhaal van die spraakverwarring verteld.

    Brussel vergelijken met Babel, het is al haast een cliché. Ook in het Babel aan de Zenne zijn de tongen en natiën vermengd, en ook daar leidt zulks tot de nodige verwarring. Elk gesprek dat je er aanknoopt veronderstelt een prealabale onderhandeling, een meerkeuzevraag, een moment van aarzeling: welke taal spreken we, en door wie wordt dat bepaald?… > Lees verder

    ‘Ik moet het weifelend wezen dat ik ben, stutten door welsprekendheid’: Herman Teirlinck

    De lievelingsschrijver is een eenmanscategorie die veel wegheeft van de vriend. Aan mijn lievelingsschrijver denk ik in het vocabulaire van de vriendschap, ik schep graag op over zijn in het oog lopende kwaliteiten en reageer op zijn niet minder in het oog lopende tekortkomingen met vergoelijkend gniffelen of hoofdschuddend mededogen. Het is alsof de innige band die ik met hem heb teruggaat op een persoonlijke ontmoeting, hoewel hij stierf toen ik amper kon lezen en ik hem als persoon hoogstwaarschijnlijk een irritante ijdeltuit zou hebben gevonden. Toch delen we, als vrienden, een verknochtheid aan bepaalde manieren van praten, een paar geografische toevalligheden en een zeker gevoelsregister – woorden, oorden en vrouwen.… > Lees verder