web analytics

Félix Vallotton, ‘Kunstenaars, critici, amateurs en handelaars’ (fragment)

Het grote publiek weet meestal niet veel van de kunstwereld af, en vormt zich van die wereld, onder invloed van een speciale, vaak tendentieuze literatuur, een overtrokken, zij het ook incompleet beeld. Ik beweer niet dat mensen er helemaal onkundig van zijn (er wordt sowieso genoeg over gepraat!), maar ze kennen hem slecht, vooral de ins en outs ervan. Want hun nieuwsgierigheid – die van de massa, welteverstaan – wordt vooral verleid door de ophef die bepaalde kunstenaarsnamen omringt, ze zonderen die af ten koste van andere namen met minder weerklank, en nemen ze over, waarbij ze zich uitsluitend verlaten op de aarzelingen van een slappe, vagelijk comparatieve kritiek en ze bij voorbaat gewonnen zijn voor de conclusies van het geschreven artikel. Verbazingwekkend is dat niet, want van lieden die niet speciaal begaafd of gevoelig zijn, kan je moeilijk verwachten dat ze het soort intuïtieve inzicht hebben in het geheimzinnige proces waardoor de emotie van de schilder, met louter vormentaal en kleurentaal, zich aan de kijker hecht, hem doordringt en overtuigt.

Félix Vallotton, Les cinq peintres, 1902-1903

De afmetingen van het doek en het onderwerp van de voorstelling waren lang datgene wat de menigte in eerste instantie staande hield, en op een tentoonstelling wees het samendrommen van bezoekers bij werken die aan een van die voorwaarden beantwoordden uit de verte gezien op succes; waren beide voorwaarden in één werk vervuld, dan werd het succes een triomf. Met als gevolg dat kunstenaars die méér gaven om luidruchtige reputatie dan om waarachtig aanzien gemakkelijk spel hadden, en te oordelen naar het toenemende aantal grandes machines, grote pompeuze doeken, heeft het voorbeeld duchtig navolging gekregen. Hele slierten namen moesten jaar in jaar uit worden toegevoegd aan de toch al overladen kennis van het goede publiek, dat algauw geërgerd raakte en zich afkeerde. Tegenwoordig leveren grandes machines nauwelijks nog iets op, spontaniteit is in de plaats gekomen van moeizame atelierarbeid, en het soms geestdodende maar eerlijke geploeter is vervangen door heftige, gejaagde kunst, die tussen de visie van de kunstenaar en de verwezenlijking van die visie op het doek alleen nog de tijd verdraagt die het kost om de verf aan te brengen; het is telegrafische schilderkunst, zonder bemiddeling van de rijpingsfase, het idee wordt vastgelegd zodra het ontstaat, het penseel keert nooit op zijn schreden terug.

In de lange keten van de Franse kunst was deze kunstopvatting de impressionistische schakel. Aan zoveel andere meesterwerken uit het verleden heeft die heel wat nieuwe toegevoegd, en een stuk of vier kunstenaarsnamen die de tijd trotseren.

Daarna kwam het opbod en het gedrang. Zoals een fanfarekorps eerst wordt gevolgd door een ordelijke stoet die netjes in de pas loopt en daarna door een rumoerige menigte zonder ook maar enige vaste cadans, zo zagen we in de Salons met hun periodieke tentoonstellingen, en vanuit de Salons in de kunstwinkels, en vanuit de kunstwinkels tot bij de ‘Amateur’, een razende lawine van onbeteugelde instincten en persoonlijkheden in opstand tegen alles in het algemeen en tegen eenieder in het bijzonder. Dit epische, niet oninteressante kabaal duurde een jaar of vijf, vervolgens ging de storm liggen, en van al die onstuimige golven, die stuk voor stuk geen ander doel leken te hebben dan het overheersen van de golf ernaast, bleef algauw niet veel meer over dan een beschaafd klotsen, dat zelf spoedig vermoeid raakte en alleen nog wilde inslapen. We leven snel tegenwoordig, en de fakkelloop doet zich voor als een steeplechase met een drager die snel buiten adem is; nauwelijks begon dus het publiek sommige meer notoire figuren onder deze aanhangers van de anarchie te slikken, of de fakkel werd overgenomen en opnieuw geheven door de voorstanders van orde, die deze chaos op nieuwe leest meenden te moeten schoeien.[1] Maar ook deze ordelievenden waren geduchte spitsbroeders, nazaten van Robespierre en Saint-Just, puriteinse, opvliegende lieden die, gewapend met de revolutionaire driehoek, bij gebrek aan valbijl onverbiddelijk het mes zetten in levend vlees.[2] Met hen werd de theorie oppermachtig, ze kondigden alleen nog voorschriften en leuzen af. De zachte gebogen lijn, de fantasierijke, kronkelige curve die al eeuwenlang uitdrukking gaf aan vrouwelijke gratie, aan het weelderige van lichamelijke welvingen, van de hemel en van rijpende akkers, werd veroordeeld en geëxecuteerd. Alleen de rechte lijn, de onberispelijke, onbuigzame rechte lijn achtte men waardevol. Is hij niet de kortste weg van A naar B? Met de rechte lijn weet je waar je aan toe bent, je bevindt je in de logica, en via het kanaal van de rechte lijn beroert het idee rechtstreeks, zonder afmattend geslenter, de zenuwreceptoren van de toeschouwer.

Ha, die zenuwreceptoren, hebben die me een opdoffers te verstouwen gekregen! En dat ze sinds een jaar of dertig weerstand hebben kunnen bieden aan zo’n grote hoeveelheid prikkels en dwangen, dat ze zoveel elkaar opvolgende of overlappende modes hebben kunnen overnemen, dat ze, soms binnen één seizoen, van de zachte naar de krachtige manier en van verleidelijke kittelingen naar schokkende ‘zekerheidsexpressies’ hebben kunnen overgaan, dat ze niet beurs geslagen zijn, dat ze nog méér willen en dat ze er maar geen genoeg van kunnen krijgen, dat alles mag verbazingwekkend heten! Op den duur vraag je je af welk tovermiddel ervoor zorgt dat de smaak van een generatie heen en weer kan slingeren tussen dermate uiteenlopende, onsamenhangende impulsen, en zich passief laat toetakelen, zonder in opstand te komen, soms zelfs met krampachtige spiersamentrekkingen die doorgaan voor begeestering en plezier.

Aan het onderzoek van dit mysterie nemen wij ons voor hier enkele bladzijden te wijden. Zo ondoorgrondelijk is het trouwens niet, het is zelfs doodsimpel, al moeten we wel de puntjes op de i zetten. Zoals het ‘Mirakel van de Marne’ geen mirakel was maar het gewone resultaat van een verhevigde collectieve inspanning, zo is het mirakel van het publiek dat gedwee alles slikt wat het wordt voorgehouden niets anders dan de vrucht van de inspanning van drie personages, die uit een gedeeld, gemeenschappelijk belang hun handelen op elkaar afstemmen.[3]

Het gaat om de criticus, de handelaar en de ‘Amateur’. Laten we eens kijken hoe het mechanisme van hun combinatie werkt.

Hier hebben we een schilder – ik kies een ideaaltype, edoch ideaal tot in het onwaarschijnlijke: hij is eigentijds, hij volgt de allerlaatste trend, of liever de voorlaatste, want in het vak is het babygehuil van een opvolger te allen tijde hoorbaar. Deze schilder, die vol geestdrift en overtuiging zijn kunst beoefent, is door en door belangeloos, hij schildert om te schilderen, is een strikte bewonderaar van de idee, en zijn ongerepte werken slapen au grand complet in de stilte van zijn atelier. Omdat hij enkel door zuivere motieven wordt bezield en omdat hij begenadigd is, vertegenwoordigt elk werk dat hij maakt een vooruitgang ten opzichte van het vorige, of streeft daarnaar. Beetje bij beetje heeft zijn artistieke visie zich verbreed, heeft zijn hand zich verbeterd, heeft de vorm zijn kleur gevonden of de kleur zijn vorm. Hij drukt zich kortom uit. Dan stelt hij dapper tentoon. Maar zijn schilderij, dat in elk opzicht nieuw is, lijkt in niets op wat eraan voorafging; de woorden die geëigend zouden zijn om het te beschrijven zijn dus niet ingeburgerd; de kritiek, verstoken van vocabulaire, staat met lege handen; en wat ze niet begrijpt, kraakt ze in alle loyaliteit af.

Ik zeg loyaliteit en ik zeg het met klem, want wat moet je anders? Loven zonder te geloven zou oneerlijk zijn, en hoe kan je van mensen die worden geacht iets te begrijpen verwachten dat ze hun onbegrip bekennen? Daarmee zouden ze toegeven dat ze ongeschikt zijn voor hun werk, hun lezers teleurstellen en hun baan riskeren. Dus kraken ze af, dat is wel zo gemakkelijk. Als het afkraken goed gebeurt, biedt het overal antwoord op; ten eerste kapt het elke discussie af, en als het een beetje hooghartig klinkt, wat de beproefde methode is, geeft het de afkraker een superieur kantje waarmee het prettig uitpakken is. Je kan zelfs, mits je de toon weet te treffen, glashard verklaren: ‘Begrijp ik niks van!’, maar dat vergt wel enige oefening. Wordt het op de juiste toon gezegd, dan begrijpt de lezer meteen dat de criticus die ‘Begrijp ik niks van!’ zegt, het eigenlijk heel goed begrijpt, en dat wat hij begrijpt slechts voor hem begrijpelijk is.

Slimmeriken – want je moet altijd op de toekomst voorbereid zijn – zeggen daar dan graag bij: ‘Jammer! Want de maker heeft veel talent – hij vergist zich, maar hij heeft veel talent.’ Zo is de achterhoede gedekt, nu kan je rustig afwachten. Dergelijke uitspraken maken steevast iedereen blij; het publiek (nog steeds de massa) gelooft het omdat het gedrukt staat, goedgelovigheid is het publiek aangeboren, en zelfs de schilder, die arme sloeber, is er verguld mee, dankzij een paar pluimpjes die kunstig aan de doornen van het vonnis zijn toegevoegd.

Sommige lieden doen het nog beter, behoedzaam als ze zijn. In plaats van nadrukkelijk voet te geven aan hun verontwaardiging, houden ze zich in, schipperen ze, zeggen ze: ‘Wel, wel!’, vinden ze dat er iets goeds, dat er veel goeds aan is, maar dat het als geheel niet deugt. Uiteindelijk komen ze op hetzelfde resultaat uit als de vorigen, maar ze smukken daarbij hun standpunten op met een vaag voorhoedegeurtje, dat nog van pas kan komen. Een derde categorie, de critici van de extreme avant-garde, die doorgaans schrijven in weinig gelezen bladen, winden er minder doekjes om, maar ze hebben dan ook minder te verliezen. Ook hun epitheta zijn onbehouwen, maar in bewonderende zin; van alle termen die ze bezigen is  ‘genie’ nog de meest fletse. Bijzonder aan dit gedenkwaardige woord is dat het aan zichzelf genoeg heeft en geen enkel commentaar behoeft, en daarom komt het in elke regel voor, ondervangt het elk bezwaar, dient het tegelijk als titel, proloog en epiloog.

Misschien vindt de lezer bovenstaand oordeel wat kort door de bocht en onbeholpen. Ik ben het daarmee eens; wie zou durven beweren met deze ruwe schets het onderwerp uitputtend te hebben behandeld? Er zijn hier eindeloos veel nuances, want bij de critici heb je ook zeer wakkere geesten, onder de beste, geïnformeerd, leergierig, vervuld van de beste bedoelingen, en die hun oordelen zo goed mogelijk motiveren. Wat niet wegneemt dat ze in het huidige geval – dat natuurlijk nog steeds ideaaltypisch is – onthand en uit het lood geslagen zijn, omdat het tegendeel onmogelijk is. In hun belang zullen we de toon van het voorafgaande dus een octaaf laten dalen en omhullen met bedachtzame eufemismen; maar ook vrij van zulke bittere kwalificaties of getooid met mildere bewoordingen blijft de grond van de zaak onveranderd. Niemand kan zich stante pede een pasklaar oordeel vormen en het juiste perspectief aanbrengen bij een werk dat uit een nieuwe artistieke visie is ontstaan, met afwijkende middelen wordt uitgedrukt en onvoorbereid het daglicht ziet.

Wat gebeurt er nu?… Onze schilder is opgejaagd wild. Hij kent het genoegen tegelijkertijd te worden bewierookt en te worden verguisd, door even deskundige pennenridders, die via een verfijnde argumentatie feilloos van een identiek uitgangspunt tot die tegenstrijdige conclusies komen. Er wordt kortom over hem gepraat. Terwijl dit spel gaande is, ontluikt de belangstelling van specialisten, en op een mooie ochtend ziet de schilder een voorname heer de trappen naar zijn zesde verdieping opklimmen.

Hier treedt de handelaar voor het voetlicht. De variëteit van de handelaarssoort is oneindig, en nog lang niet alle specimina zijn geclassificeerd; deze regels hebben niet tot doel om daarin te voorzien, maar slechts om hun rol vast te leggen als deel van de drieledige associatie waarvan eerder sprake was.

Omdat het inmiddels over zaken gaat, heeft de handelaar het niet-aflatend over kunst. Hij begint met het etaleren van zijn kennis, citeert namen, bezigt vaktermen, schroomt er niet voor te poseren als kunstbroeder, en als zijn deskundigheid eenmaal is gebleken, bedelft hij de schilder onder loftuitingen en bewondert hij alles wat hem wordt getoond, het geheel en het detail, door elkaar heen. Wanneer de handelaar meent dat die laatste, wiens oren tuiten bij al die lof, rijp is, doet hij, met de hand op het hart, de plek waar ook zijn portefeuille zit, een globaal bod ‘voor het hele pakket’. Omdat hij doorgaans behoeftig is, wankelt de vergeestelijkte schilder bij het horen van een totaalbedrag dat ettelijke nullen bevat, hij zwicht, en daar doet hij goed aan, laten we dat er meteen bij zeggen, want schilderkunst begint pas echt te leven als ze circuleert, de werkelijke kunstwaarde ervan kan pas ver van de schildersezel worden vastgesteld.

Over die waarde wordt intussen niet meer gesproken, ’s Middags wordt alles wat het atelier bevat door een handkar verhuisd, en de schilder komt tussen zijn lege muren tot bezinning.

Laat het eens en voor al duidelijk zijn, en dit geldt evengoed voor de handelaar als voor de criticus, voor de kunstenaar als voor de amateur: we willen geen absolute oordelen vellen; de handelaarssoort is, net als elke soort, ongemeen divers, en reikt van de boerenkinkel tot de stijlbewuste, zeer gegoede burger, maar de manieren van doen mogen dan uiteenlopend zijn – en er zijn ook fijngevoelige bij –, het wezen blijft onveranderd, dat varieert niet. In vijf minuten gaat de vrucht van jarenlange, akelig nauwgezette arbeid over in andermans handen, in ruil voor een som gelds, of, vaker, voor de belofte van een som gelds.

Daar valt niets op aan te merken. De handel in kunstwerken is een handel als elke andere handel, en voor reserves aan sentiment, hoe smartelijk die soms bij de kunstenaar ook zijn, is daarin geen plaats. Laten we dus volgen wat er met het schilderij gebeurt.

[…]

Het is denk ik niet nodig dit overzichtje nog verder uit te werken, de lezer zal de in de schaduw gelaten details gemakkelijk zelf invullen. Er zijn kluchtige bij, en weerzinwekkende, er zijn ook heerlijke bij. We zouden het onszelf kwalijk nemen te zeer aan te dringen, en verder zou daartoe de geniale pen van Molière vereist zijn. De zonen van Monsieur Jourdain zijn legio vandaag de dag.[5] Bij de gratie van het amateurisme zijn ze een soort belastingcontroleurs van de goede smaak geworden, hun mening wordt gevraagd, en het feit dat ze her en der bij ruiltransacties een paar honderdduizend francs hebben verdiend, verleent hun een overwicht op minder oordeelkundige breinen dat flatteus voor hen is, al zullen ze het soms vast ook beschamend vinden.

Ze hebben dus hun meelopers, kleine haaien van geringe tonnage, die zich voeden met het wrakgoed dat in hun kielzog wordt opgevangen. Vanaf de amateur – of die buiten de kunst nu rijk of arm is – tekent zich het appetijt af in onderlinge gradaties, via het stadium van de ‘gedistingeerde amateur’, een intermediaire trap en een wachtpost, tot aan de hoedanigheden van Amateur en Groot-Amateur.

De schilderkunst is met andere woorden niet langer de aristocratische, aan een minderheid voorbehouden activiteit die ze vroeger was, ze is object van speculatie en ruil geworden. Toen de beursmakelaars zich met kunst gingen bemoeien, was dat een onvermijdelijk gevolg; moeten we ons daarover beklagen?… Om alle bovengenoemde redenen denk ik van niet; dit is haar nieuwe expansievorm, en je moet altijd met je tijd meegaan. Het zou sowieso zinloos zijn, het is nu eenmaal wat het is, er zijn te veel belangen mee gemoeid, te veel successen, en ook te veel jachtige stagiaires en kandidaten om de wals nog te doen stoppen.

Laten we de dingen dus op hun beloop laten, laat ieder zich houden bij zijn vak en zich zo min mogelijk bemoeien met dat van zijn buurman, dan loopt alles wel los. Laten de critici kritiseren, laten de handelaars handeldrijven en geld verdienen, laten de dames en heren amateurs er alle eer bij inleggen die ze maar kunnen, daar zien we niets verkeerds in. Waar we wel iets verkeerds in zouden zien, en iets zéér verkeerds, is in de vermeerderde greep van deze drie categorieën op de kunstenaar, individu of collectief. Openbare tentoonstellingen moeten voor de criticus volstaan om zijn mening te vormen, en hij zou net zomin als de handelaar mogen worden toegelaten tot het bestuur van kunstenaarsgenootschappen, het zij in de hoedanigheid van erelid, van passief of actief lid of anderszins. En wat de amateurs betreft, die hebben daar evenmin iets te zoeken, behalve als weldoeners, lang genoeg om er hun cheques te komen deponeren.

Kunstenaars hebben bij dergelijke contacten niets te winnen, hun rol is zo duidelijk! Om die rol goed te vervullen, hoeven ze niets anders te doen dan ermee door te gaan en er het beste van zichzelf in te leggen, en als ze behoefte hebben aan belangenbehartiging, laten ze zich dan tot specialisten wenden; er zijn genoeg advocaten van wie de argumenten solide zouden zijn. Laten ze vooral de vakbondskwestie bestuderen; dáár ligt de toekomst die harmonieuze verhoudingen mogelijk maakt, en voor het overige moeten ze de tijd maar zijn werk laten doen; die zal er wel voor zorgen dat de dingen tot een goed einde worden gebracht, en als die zijn vonnis velt, zullen akkefietjes en kuiperijen nauwelijks nog gewicht in de schaal leggen. Met de tijd krijgt het schilderij altijd het laatste woord.

  • Oorspronkelijke publicatie: Félix Vallotton, ‘Artistes, critiques, amateurs et marchands’, in: Bibliothèque universelle et revue suisse, nr. 85, 1917, pp. 288-310. Vertaling uit het Frans: Rokus Hofstede, in: De Witte Raaf 236, jrg. 40, juli-augustus 2025.


Noten van de vertaler


1 Verwijzing naar de theoretici van het kubisme.
2 Maximilien Robespierre en Louis Antoine de Saint-Just waren twee sleutelfiguren tijdens de Franse Revolutie, bekend om hun rol in de Terreur.
3 Tijdens de Eerste Slag bij de Marne, in 1914, brachten de Franse en Britse legers de Duitse opmars tot staan, het zogeheten ‘Mirakel van de Marne’.
4 Monsieur Jourdain, de hoofdrolspeler in Molières beroemde blijspel Le Bourgeois gentilhomme (1670), is een ijdeltuit die de adel wil imiteren. Hij geldt als het schoolvoorbeeld van de parvenu.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.