Vertalers weten niet wat ze doen. Die gedachte viel mij in bij het lezen van het boeiende dossier over ‘De rijkdom van de hervertaling’ in het vorige Filter-nummer. Hoe boeiend ook, in dat dossier overheersen vertaaltheoretische en vertaalhistorische gezichtspunten, en het is geen wonder dat inzichten die op dat niveau worden verworven niet per se verhelderend zijn voor een beter begrip van de concrete worsteling van verschillende vertalers met eenzelfde originele tekst. Het spreken over de ‘geïntendeerde handeling’ en de ‘discursieve strategie’ (Lawrence Venuti) van de vertaler lijkt bijvoorbeeld meer rationaliteit en zelfbewustzijn te veronderstellen dan in de vertaalpraktijk aanwezig is; vertalers hebben doorgaans maar weinig controle over de parameters die komen kijken bij het vinden van hun toon en stijl.… > Lees verder
Tirade 27: Hunger & Yacoub
Twee keer ben ik de afgelopen maanden in verrukking geraakt door muziek. Wat mij verraste was vooral het muzikale genre dat die verrukkingen teweegbracht: folk. Ik dacht dat ik mijn adolescente voorliefde voor folk aan het eind van de jaren 70 definitief had afgezworen. Nee dus: die gevoelige snaar bleek nog altijd in mij te kunnen trillen, er was alleen om hem aan te roeren twee keer een bijzondere samenloop van omstandigheden nodig.
De eerste verrukking vond begin juni plaats, in Arles, waar ik met collega Kris Lauwerys een kort bezoek bracht aan het Collège international des traducteurs littéraires. Als mentor bood ik er hand- en spandiensten bij de laatste, arbeidsintensieve retouches aan Kris’ vertaling van Henry Bauchau’s roman Le boulevard périphérique (in september verschijnend bij Meulenhoff/Manteau onder de titel Maalstroom).… > Lees verder
Tirade 14: I love translators!
Ging het om een Sloterdijkvertaling van Hans Driessen? Ik weet het niet meer. Wat ik nog wel weet is dat collega Paul Beers, nooit te beroerd voor een spetterende reactie, de VPRO Gids er met een boze brief op wees hoe verkeerd het was om een vertaling te bespreken zonder de naam van de vertaler te noemen. En wat ik vooral nog weet is dat daarop een andere ingezonden brief van een lezer uit Groningen volgde, waarvan de strekking luidde: ‘Vertalers moeten juist blij zijn dat hun naam niet wordt vermeld, gezien het prutswerk dat ze vaak afleveren.’ Einde discussie.
Andere anekdote.… > Lees verder
Negenennegentig dingen die ik het einde vind
- Allerlei kleine genoegens die in kitsch veranderen zodra je ze beschrijft (zie Philippe Delerm).
- In het donker door de heuvels van de Morvan naar huis rijden over de D980, die beter D960 had kunnen heten, naar Schuberts laatste pianosonate.
- De herinnering aan de ijskoude winter van 2003, toen we elke dag in slaapzakken naar het weerbericht van Arte keken.
- De vliegentapper van de tweetalige kleuter Nathalie.
- Onze buren hoger op de heuvel, die altijd thuis zijn en die we nooit horen.
- De bemoste appelbomen achter in de tuin.
- De inmiddels geasfalteerde appelboomgaard van mijn opa.
- Het hebben van een visueel geheugen (denk ik, want zelf ben ik zuiver auditief).
De zichtbare vertaler 7: Het vuur van de onderscheidingsdrang
Eind vorig jaar kocht ik een cd: een nieuwe, in de vakpers zeer enthousiast ontvangen opname van Albéniz’ Iberia. Van de pianiste, Joyce Hatto, had ik nog nooit gehoord, maar daarvoor hoefde ik me blijkbaar niet te schamen, want volgens een quote van een bekende muziekcriticus was ze ‘the greatest living pianist that almost no one has ever heard of’. Ruim honderd cd’s had ze inmiddels op haar naam staan, die gezien de laaiende recensies bijna allemaal van zeer hoog niveau waren. Reden genoeg om nieuwsgierig te zijn.
De uitvoering bleek inderdaad mooi, maar de opname klonk vreemd: alsof al het geluid in het linkerkanaal was gepropt.… > Lees verder