Het vertaaloeuvre van Hofstede telt niet alleen gekende meesterwerken, maar ook relatief onbekende teksten die dat predicaat verdienen en nu dus door een groter publiek ontdekt kunnen worden. “Teksten vertalen waarvan ik zelf niet wist of ik ze wel aankon.” Dat was volgens Rokus Hofstede zijn drijfveer toen hij zich in de jaren negentig als relatief jonge vertaler waagde aan werk van notoir moeilijke en daardoor in Nederland relatief onbekende schrijvers als Georges Perec en Pierre Michon. Hij kreeg al snel de naam een “kieskeurige vertaler” te zijn, mede doordat hij “zelf de ambitie liet blijken om moeilijk werk te doen”.… > Lees verder
Bruno Latour: hybridité stylistique et ‘metaxu’ traductive
Un sujet hybride
Face à Gaïa peut se résumer comme la confrontation de l’oeuvre de Latour, telle qu’elle s’est développée depuis la fin des années ’70, à deux concepts scientifiques nouveaux : ‘L’hypothèse de Gaïa’ et l’Anthropocène – ou, mieux, par l’assimilation dans cette oeuvre de ces deux concepts. Le travail de Latour a été surtout remarqué par ses recherches novatrices en sociologie des sciences; on lui associe les ‘Science Studies’ (appelées aussi parfois ‘Sciences, technologies et sociétés’, Science and Technology Studies) , et la ‘Sociologie de la traduction’ ou ‘Théorie de l’acteur-réseau (ANT) (dans laquelle le concept d’acteur s’étend aux non-humains et aux discours).… > Lees verder
Pierre Bourdieu, ‘Lof van de sociologie’ (fragment)
[…] De sociologie van de wetenschappelijke wereld is absoluut onmisbaar voor sociologen maar lijkt me nauwelijks minder onontbeerlijk voor de andere wetenschappen. Wetenschapssociologie is de doeltreffendste manier om de door Gaston Bachelard (1938) bepleite ‘psychoanalyse van de wetenschappelijke geest’ in praktijk te brengen. Pas dan zijn we namelijk in staat om inzicht te krijgen in het collectief verdrongen maatschappelijke onbewuste dat ligt ingebed in de sociale logica van de wetenschappelijke wereld: in de sociale determinanten van de selectie van selectiecommissies en de evaluatiecriteria van evaluatiecommissies, in de sociale voorwaarden van de rekrutering en van het handelen van wetenschappelijke bestuurders, in de maatschappelijke machtsverhoudingen die zich manifesteren onder de dekmantel van wetenschappelijke gezagsverhoudingen en die vaak genoeg de inventiviteit en creativiteit bij jongeren afremmen of blokkeren in plaats van die te bevrijden, en in de nationale en tegenwoordig locale coöptatienetwerken, waardoor sommigen worden afgeschermd tegen de harde oordelen van de wetenschappelijke evaluatie terwijl anderen worden belemmerd in het volledige uiten van hun creatieve mogelijkheden, enzovoort.… > Lees verder
Bourdieu en de concurrentiestrijd
Sinds Carry van Bruggens vermaarde slogan ‘levensdrift is distinctiedrift’, waarmee haar Hedendaagsch Fetischisme (1925) opent, is het gangbaar geworden elk onderscheid in taalgebruik, kleding of omgangsvormen te beschouwen als een doelbewuste, intentionele poging om zich te verheffen boven anderen. Zo bijvoorbeeld publicist Ger Groot, die in zijn aan Pierre Bourdieu gewijde in memoriam (De Groene, 02-02-2002) het verschijnsel dat hij betitelt als ‘Habitat-syndroom’ beschouwt als een ‘typisch Bourdieu-geval’: de Habitat-klant koopt zijn meubeltjes niet omdat hij ze mooi vindt maar omdat hij zich wil afficheren met zijn vooruitstrevende smaak en zich zo wil onderscheiden van het ‘klootjesvolk’; hij ‘zou er zo graag bij willen horen, maar is steeds te laat’.… > Lees verder
‘Slechte schrijvers zijn meestal ook slechte sociologen’: Pierre Bourdieu
De cultuursociologie van Pierre Bourdieu wordt vaak gereduceerd tot de stelling dat mensen onderhevig zijn aan ‘distinctiedrang’: zij ‘willen zich van elkaar onderscheiden’. Die gemakzuchtige frase heeft her en der, en speciaal in Nederland, ingang gevonden als een handzame samenvatting van zijn werk. Bourdieu heeft dat ook wel een beetje aan zichzelf te wijten. Wie denkt dat het begrip distinctiedrang weinig tot niets verklaart, moet natuurlijk met een titel als La Distinction (Minuit, 1979) op het ergste voorbereid zijn.
Uit de losse opmerkingen over literatuur die hier voor het eerst worden gepubliceerd, blijkt ten overvloede dat Bourdieu zich verzet tegen ‘utilitaristische interpretaties’ van zijn werk, oftewel tegen het ‘rationele keuze’-model dat vaak impliciet in het begrip distinctiedrang aanwezig is.… > Lees verder
Pierre Bourdieu, Over televisie, (fragment)
Kijkcijfers hebben op de televisie een heel specifieke invloed: ze vertalen zich in tijdsdruk, in urgentie-eisen. De concurrentie tussen kranten onderling, tussen kranten en televisie of tussen omroepen neemt de vorm aan van een temporele concurrentie, dat wil zeggen van een concurrentie om de scoop. In een boek waarin hij een aantal interviews met journalisten heeft gebundeld, laat Alain Accardo zien wat er gebeurt nadat een televisieomroep een overstroming heeft gecovered: de televisiejournalisten van een concurrerende omroep coveren dezelfde overstroming maar proberen daarbij iets te hebben wat de anderen niet hadden. Er zijn met andere woorden onderwerpen die de kijkers worden opgedrongen omdat ze zich opdringen aan de makers; en ze dringen zich op aan de makers als gevolg van de concurrentie met andere makers.… > Lees verder