web analytics

De dood der schoonheid

Baudelaire wist niet dat hij Baudelaire zou worden.
Louis Scutenaire, Mes Inscriptions

In ‘Le Phénomène futur’, een prozagedicht van Mallarmé, wordt het kunstmatig geconserveerde lijk van een naakte vrouw door de Vertoner van Voorbije Dingen op de kermis tentoongesteld aan een gedegenereerde mensheid. Een deel van het kermispubliek blijft onverschillig bij de aanblik van de gebalsemde wondervrouw, een ander deel raakt hevig aangedaan, terwijl de dichters uit die toekomstige tijden ‘(…) in hun doffe ogen een licht voelen aangaan en heensluipen naar hun lamp, een ogenblik dronken van schimmige glorie, in de ban van het Ritme en vergetend dat ze leven in een tijd die na de dood der schoonheid voortbestaat.’… > Lees verder

De verbastering van Baudelaire

‘Er zijn Vlamingen en Walen in België, maar Sire, er zijn geen Belgen’. Die veelvuldig aangehaalde uitspraak, afkomstig uit de brief die Jules Destrée, een linkse Waalse volksvertegenwoordiger, in 1912 stuurde aan de jonge Koning Albert, blijkt met terugwerkende kracht profetisch. In de aanslepende Belgische kabinetsformatie – sommigen spreken van een regimecrisis – staan Vlaamse en Waalse politici als vrijwel gesloten blokken tegenover elkaar; op politiek vlak lijken Vlaanderen en Wallonië twee scherpomlijnde entiteiten waarin taal en territorium een onwrikbaar verbond hebben gesloten. Een summiere blik op de Belgische kranten aan weerszijden van de taalgrens volstaat om te zien dat ook zij in de ban zijn van de escalerende, simplificerende logica van het ‘communautaire opbod’: terwijl de Vlamingen in de onderhandelingen ‘hun poot stijf houden’ zijn de Franstaligen ‘halsstarrig’, en omgekeerd.… > Lees verder

Stéphane Mallarmé, ‘De wondervrouw van morgen’

Een bleke lucht, boven de wereld die aan verval ten onder gaat, trekt misschien heen met de wolken: flarden versleten zonsondergangpurper kleuren een rivier die slaapt aan de door lichtstralen en water verzwolgen einder. De bomen vervelen zich en onder hun bladeren die vaal zijn geworden (door het stof van de tijd eerder dan door dat van de wegen) rijst de tent van de Vertoner van Voorbije Dingen; menige straatlantaarn wacht op de schemering en beschijnt de gezichten van een onzalige, door onvergankelijke ziekte en eeuwenoude zonde verslagen menigte, mannen naast hun verneutelde wederhelften, die zwanger zijn van de ellendige vruchten waarmee de aarde zal vergaan.… > Lees verder

Honderd jaar ongelezen: Stéphane Mallarmé

Vraag een redelijk belezen Fransman of hij weleens iets van Mallarmé leest, en het antwoord luidt vrijwel zeker: ‘Nee.’ Vraag dezelfde Fransman of hij weet wat voor soort literatuur Mallarmé schrijft, en de kans is groot dat hij begint over onleesbaarheid, uiterste perfectie van de vorm, extreme luciditeit, de gapende afgrond van de witte bladzijde, het Ideaal, het Niets, het Absolute, de droom van het Boek.

Stéphane Mallarmé is een van degenen, net als bijvoorbeeld Marcel Proust en Franz Kafka, wier werk zo algemeen bekend is dat niemand het meer nodig acht het te lezen. En als het dan toch gelezen wordt, gebeurt dat steevast vanuit het vooropgezette beeld dat men ervan heeft; dus lezen of niet lezen komt ongeveer op hetzelfde neer.… > Lees verder

Pierre Bourdieu, ‘De goddeloze demontage van de fictie’

Wat de bewustwording van de logica van het spel betreft, en van de illusio die er het fundament van is, heb ik lang gedacht dat die in zekere zin per definitie uitgesloten was, omdat met een dergelijke luciditeit literaire of artistieke projecten zouden neerkomen op een vorm van cynische mystificatie of bewuste misleiding. Tot ik ertoe kwam een tekst van Mallarmé echt tot me te laten doordringen, waarin goed wordt uitgedrukt – zij het op tamelijk obscure wijze – dat de literatuur in objectieve zin een in het collectieve geloof gegronde fictie is, maar ook dat we het recht hebben om aan het literaire plezier vast te houden, tégen alle vormen van objectivering in.… > Lees verder