Eerder citeerde ik de beginzin van Du Côté de chez Swann in de nieuwe vertaling van Thérèse Cornips: ‘Lang ben ik bijtijds gaan slapen.’ Over dat ‘gaan slapen’ schrijft Miriam Rasch in haar recensie op 8Weekly:
Deze beginzin is meteen een statement van de nieuwe vertaling. In de vorige [van C.N. Lijsen] luidde die namelijk: ‘Heel lang ben ik vroeg naar bed gegaan.’ Het verschil tussen naar bed gaan en slapen is voor de bedlegerige Proust zeer groot en de verdere openingspagina’s gaan precies over slapen, waken en dromen.
De bedlegerige Proust, het verschil tussen naar bed gaan en slapen? Ja, uiteraard, maar het Franse ‘se coucher’ betekent toch in de eerste plaats ‘gaan liggen’ en dus ‘naar bed gaan’ (in dit geval om te slapen). In de schetsen van Tegen Sainte-Beuve, de oer-Recherche, is heel mooi te zien hoe Proust tot de structuur van zijn roman komt door het heden van de bedlegerige verteller af te zetten tegen een verleden waarin hij nog niet ziek was en elke avond op tijd naar bed ging. In onze vertaling:
Ten tijde van de ochtend waarvan ik de herinnering om een of andere reden wil vastleggen, was ik al ziek, ik bleef de hele nacht op, ging ’s morgens naar bed en sliep overdag. Maar nog heel dicht bij me lag een tijd waarvan ik hoopte dat hij zou terugkeren en die me nu haast door iemand anders lijkt te zijn beleefd, een tijd waarin ik ’s avonds om tien uur naar bed ging en met enkele korte onderbrekingen doorsliep tot de volgende ochtend.
Het lezen van die schetsen is een magische ervaring. Je ziet Proust de deur naar het verleden op een kier zetten en de Tijd de toekomstige roman binnen stromen.