… > Lees verderCaesarea Palestina was een havenstad in de vlakte van Sjaron, dertig kilometer ten zuiden van het tegenwoordige Haïfa. Herodes de Grote, als Romeins vazal koning van Judaea van 37 tot 4 voor Christus, gaf de stad zijn naam. Het moest de hellenistisch-heidense tegenhanger worden van het Joodse Jeruzalem. Pontius Pilatus was er tussen 26 en 36 na Christus landvoogd. In de middeleeuwen werd de stad verwoest.
Over de historische achtergrond van de hier beschreven geschiedenis is niet veel bekend. Een kleindochter van Herodes de Grote, Bernice, getrouwd met Agrippa, een Joodse vorst van het geslacht der Makkabeeërs, had naar verluidt een verhouding met een Romeinse veldheer, Titus.
Fiftyfifty
‘Het is geen bitterheid en ook geen nijd, het gevoel dat mij de laatste jaren soms bekruipt: dat er in elk succes iets ordinairs zit dat onze kleingeestigheid streelt,’ zo staat vandaag te lezen op Maximen.nl. De uitspraak is van Jan Zabrana (1931-1984), een Tsjechische vertaler uit het Russisch en het Engels, van wiens dagboek Patrik Ourednik (de onvolprezen auteur van Europeana) in 2005 een selectie in het Frans vertaalde onder de titel Toute une vie. Zabrana’s wrede, grappige, vaak wanhopige observaties over de lijdensweg die hij als vertaler onder het communisme moest afleggen, doen me weer beseffen hoe bevoorrecht wij – Nederlanders, Nederlandse vertalers – ondanks alles nog altijd zijn.… > Lees verder
Vamos a la playa
247. Iets meer weten en iets minder leven. Anderen zijn een tegengestelde mening toegedaan. Aangename ontspanning is beter dan inspanning. Het enige wat wij bezitten is tijd, een bezit waarover zelfs de minst vermogenden beschikken. Het maakt een mens even ongelukkig zijn kostbare tijd aan werktuiglijke arbeid te verspillen als zich met te veel verheven werkzaamheden bezig te houden. Men dient zich niet te veel werk op de hals te halen en evenmin te veel afgunst. Dan vertrapt men zijn leven en verstikt zijn ziel. Bepaalde mensen willen dit ook voor het opdoen van kennis laten gelden, maar wie niet weet, weet ook niet te leven.… > Lees verder
Wilfred Oranje (1951-2011)
Nadat tot tweemaal toe een Italiaanse schrijver een jaar na door hem te zijn vertaald was overleden, had hij besloten zich nog uitsluitend op Duitstalige auteurs te richten – zo vertelde mij Wilfred Oranje afgelopen voorjaar, met de hem typerende mengeling van bravoure en zelfspot, toen ik hem enkele biografische weetjes probeerde te ontlokken voor een aan hem gewijd Wikipedia-lemma waarin bovenstaande opmerking het overigens niet heeft gehaald. Wel staat daar sinds vandaag zijn sterfjaar vermeld, en is de tegenwoordige tijd van het werkwoord ‘zijn’ door een verleden tijd vervangen.
Oranjes dood is een groot verlies, voor de Nederlandse literatuur, die hij heeft verrijkt met een dertigjarig vertaaloeuvre van verbluffende kwaliteit, maar ook en speciaal voor allen die het geluk hebben gehad hem van nabij te mogen meemaken, met zijn generositeit en bescheidenheid, zijn immer speelse geest, zijn jongensachtige branie, zijn licht archaïsche welbespraaktheid, de lach die vaak op het punt stond door te breken in zijn stem.… > Lees verder
De krakende kraak
Zaterdagavond 18 juni 2011. In de Grote Zaal van de Rotterdamse Schouwburg vinden, in het kader van Poetry International 2011, drie ‘internationale poëzievoordrachten’ plaats door respectievelijk de Israëli Admiel Kosman, de Amerikaans-Oostenrijks-Duitse Ann Cotten en de Franstalige Belg Eugène Savitzkaya. Die laatste, van wie ik voor Poetry uiteenlopend werk heb vertaald, zit naast me op de voorste rij. Aan mijn andere zij zit Cotten.
Na Kosmans bezielde maar ook wat schoolmeesterachtig klinkende voordracht volgt de schuchtere, laconieke stem van Cotten. Ze draagt onder meer het gedicht ‘Solidus’ voor, een uit dactylen (—υυ / —υυ) opgebouwde, encyclopedische opsomming van disparate elementen.… > Lees verder
Eugène Savitzkaya, ‘Het oerkippenhok’
Alom opschudding en consternatie in het kippenhok van Kea. De kippen werd de dood aangezegd en de dood bleef niet uit, die veren rondstrooide en op de roesten vastgekoekte excrementen liet opwaaien tot ongelofelijke hoogten, vanwaar ze traag neerdwarrelden op ons, stof waarvan we zonder het te beseffen aten en dronken, waarin we ons dagelijks baadden, stofdeeltjes waarmee we sporen uitzetten en tekens vormden. Daarna volgde vergetelheid. Een groot aantal gezichten verdween onder een dunne stoflaag, rood, geel, blauw en wit. Een regenboog ging open in die kleuren, het drekblauw nam er een royale plaats in, het bloed ook en het blanke dons.… > Lees verder