Die avond kregen ze een bevriend stel te eten. Om de nek van de vrouw hing een bijziendenbrilletje, haar echtgenoot ademde hoorbaar door zijn neus en snoot die regelmatig, als iemand die verkouden was.
– We gaan in augustus niet op vakantie.
– Hooguit een paar daagjes uitwaaien begin september.
– Je maaltijd was buitengewoon.
– Het is laat, we houden jullie niet langer op.
– Ik dacht dat ze nooit weg zouden gaan.
– Het is nog geen twaalf uur.
– Met die mensen is het altijd vier uur ’s nachts.
– Ik heb slecht geslapen, die pijn in mijn rug.
– De lucht is helemaal bewolkt, het lijkt wel herfst.
– Tot vanavond.
– Vanavond eten we bij de Pierrots.
– Je maaltijd was voortreffelijk.
– Ik heb een afspraak bij de fysio.
– Gefeliciteerd met je verjaardag.
– Vijftig alweer.
– Ik heb niemand uitgenodigd, wij saampjes bij kaarslicht.
– Het lukt me niet de zaak te verkopen, voorlopig geen reisjes.
– Beste wensen.
– Ik ben vijfenzestig, maar ik heb het hart van een tiener.
– In besloten kring.
– De eenzaamheid moet u zwaar vallen.
– Ik verzamel foto’s van ramen.
– Ik ben een vage neef, ik erf deze onverkoopbare zaak, en alle prullaria die dat zotte mens heeft opgehoopt sinds de dood van haar man.
– Een beroerte bij de notaris.
Haar dochter neemt het stokje over. Ze sterft op haar vijfennegentigste. Ze laat een hele sloot achterkleinkinderen na. De zaak is al tijden failliet. Sommigen van hen slagen niet in het leven, anderen zijn slimmer. Een van hen wordt minister en houdt dat zes maanden vol. Haar nageslacht is niet meer te traceren. Daarna kun je net zo goed de geschiedenis van de mensheid van voren af aan vertellen. Nauwkeurig de vertakkingen van de planeet bestuderen. Zeggen, het heelal knippert in het niets. Als een wrakkig autootje in de mist. Wanneer je te snel gaat laat je zoveel details vallen dat de geschiedenis geen tijd heeft om zich af te tekenen, de personages spoeden zich naar het graf als dorstigen naar een caféterras. Misschien zou u hetzelfde moeten doen, de dood zou u als gegoten zitten. Ik heb geen behoefte aan uw blik die zich als twee toortsen op me richt, wat mijn schrijven voortdrijft is het loutere genoegen dat het tot stand komt, dat het bestaat in plaats van niets, een vluchtig ogenblik lang, verloren in de eeuwigheid.
[fragment uit Régis Jauffret, Wereld, wereld! (oorspr. Univers, univers), vert. Martin de Haan en Rokus Hofstede. De Arbeiderspers, 2015]