web analytics

Joris-Karl Huysmans, Aan de vrouw (fragment)

(…) Hij had honger. Door de vermoeidheid en het lopen waren de scherpe kantjes als het ware van zijn zorgen afgesleten. Zijn humeur was al bijna vrolijk toen hij een kleine tapperij in het oog kreeg, waar achter het uitstalraam een op brandewijn gezette meloen stond op te zwellen.

Rijen flessen met loden capsules op hun kop en fonkelende sterren midden op hun buik vormden een halve cirkel rond twee lagen gekneusde bolle schimmelkaasjes, schotels koud rundvlees in vinaigrettesaus en opgestijfde knollenragouts, baksels met zwarte brandplakken, uitlubberend over hun gele modder.

Op een ijzeren ovenschaal zakte een half opgegeten rijstebrij ineen; wijnkleurige eieren vulden een gebloemde schaal; een konijn, open op een schotel, met zijn vier poten omhoog, etaleerde het lillende lila van zijn lever over zijn romp, die werd omspoeld door zeer bleek vermiljoen.… > Lees verder

Régis Jauffret, Wereld, wereld!, fragment

Die avond kregen ze een bevriend stel te eten. Om de nek van de vrouw hing een bijziendenbrilletje, haar echtgenoot ademde hoorbaar door zijn neus en snoot die regelmatig, als iemand die verkouden was.

Omslag Regis Jauffret DEF– We gaan in augustus niet op vakantie.
– Hooguit een paar daagjes uitwaaien begin september.
– Je maaltijd was buitengewoon.
– Het is laat, we houden jullie niet langer op.
– Ik dacht dat ze nooit weg zouden gaan.
– Het is nog geen twaalf uur.
– Met die mensen is het altijd vier uur ’s nachts.
– Ik heb slecht geslapen, die pijn in mijn rug.… > Lees verder

Régis Jauffret, ‘Bravo’, fragment

[…]
We hadden een oude tv waar we nooit naar keken. We namen vluchtig de kranten door en dreven de spot met alle ellende op de wereld, we verkneukelden ons over de stakingen bij het openbaar vervoer, waar sedentaire schrijvers geen last van hadden, we grinnikten bij het lezen van de recensies waarin collega’s werden afgebrand.
Het verbaasde ons wel dat er niet méér werd gesproken over onze boeken, over ons geluk, over ons. Ons isolement was narcistisch, als van asceten. We hadden een hekel aan het mondaine leven, maar we droomden van roem.
Dan zouden eindelijk onze beeltenissen oplichten aan de gevels, prijken op de kleren van de voorbijgangers en ook op hun inwendige, dankzij propagandistische voedingsmiddelen die ons silhouet op de maagwand van consumenten zouden konterfeiten.… > Lees verder

Swanns kant: work in progress

Er is een tijd geweest dat ik vroeg naar bed ging. Soms was mijn kaars nog maar net uit of mijn ogen vielen dicht, zo snel dat ik niet de tijd had om bij mezelf te zeggen: ‘Ik val in slaap.’ En een halfuur later werd ik wakker van de gedachte dat het tijd was om te gaan slapen, ik wilde het boek dat ik nog in mijn handen meende te hebben wegleggen en het licht uitblazen. In mijn slaap was ik blijven mijmeren over wat ik net had gelezen, maar die mijmeringen hadden een wat vreemde wending genomen, het leek of ik zelf datgene was waar het werk over ging: een kerk, een strijkkwartet, de rivaliteit tussen Frans I en Karel V.… > Lees verder

Émile Zola, Hoe men sterft, fragment

Januari is bar geweest. Geen werk, geen brood, geen vuur in de kachel. Het gezin Morisseau heeft kromgelegen van de armoe. Zij is wasvrouw, hij is metselaar. In de Rue Cardinet in Batignolles bewonen ze een zwarte gribus, een rotte plek in de wijk. Hun kamer op de vijfde verdieping is zo vervallen dat het binnenregent door de spleten in de zoldering. Toch zouden ze zich zonder morren schikken in hun lot, ware het niet dat hun kleine Charlot, een jongetje van tien, goed moet eten om een man te kunnen worden.

Het kind is zwak, om het minste moet hij het bed houden.… > Lees verder

Julio Cortázar, ‘De toespraken van de bekkenknijper’, fragment

We zijn geconditioneerder dan we denken

Kleine Hector leest een dikke alpinistenroman. Hij leest zo langzaam dat de huzarenstukjes van de grote kampioen Max Banotti uiteindelijk alle pit verliezen. Natuurlijk kan niemand zo lang blijven hangen aan de noordwand van de Annapurna alleen maar omdat kleine Hector niet bijster vlot leest. Wat een kluns zeg. Banotti constateert dat hij na vier repen chocola door zijn dagrantsoen heen is. Daarna komen de bevroren tenen, de Bijbel die hem gebloemleesd te binnen schiet, het ijlen, het jodelen. Dan is er de rotspunt die losschiet, woem, boem, de omelet met fijne dalkruiden, de helikopters.… > Lees verder