(…) Hij had honger. Door de vermoeidheid en het lopen waren de scherpe kantjes als het ware van zijn zorgen afgesleten. Zijn humeur was al bijna vrolijk toen hij een kleine tapperij in het oog kreeg, waar achter het uitstalraam een op brandewijn gezette meloen stond op te zwellen.
Rijen flessen met loden capsules op hun kop en fonkelende sterren midden op hun buik vormden een halve cirkel rond twee lagen gekneusde bolle schimmelkaasjes, schotels koud rundvlees in vinaigrettesaus en opgestijfde knollenragouts, baksels met zwarte brandplakken, uitlubberend over hun gele modder.
Op een ijzeren ovenschaal zakte een half opgegeten rijstebrij ineen; wijnkleurige eieren vulden een gebloemde schaal; een konijn, open op een schotel, met zijn vier poten omhoog, etaleerde het lillende lila van zijn lever over zijn romp, die werd omspoeld door zeer bleek vermiljoen.… > Lees verder