Dit had een juichende recensie kunnen zijn. Een belangrijk boek van een belangrijke Franse schrijver, vertaald door een belangrijke Nederlandse vakbroeder en uitgegeven bij een van de weinige overgebleven kwaliteitsuitgeverijen: succes verzekerd, zou je zeggen.
De bespreking zou zich dan hebben toegespitst op de bijzondere plaats die het boek (Un Pedigree) inneemt binnen het oeuvre van de schrijver (Patrick Modiano): het biedt een inkijkje in het troebele leven waaraan dat oeuvre is ontsprongen, in de dubbele zin van voortgekomen en ontsnapt, en de recensent zou zijn bewondering hebben geuit voor de van ieder sentiment gespeende wijze waarop de auteur zijn jeugd aan zich voorbij laat trekken om er definitief afstand van te nemen. En natuurlijk zou de vertaler (Bernlef) een flinke pluim hebben gekregen voor de vorm waarin dat alles in het Nederlands tot klinken was gebracht: ingetogen, kaal, trefzeker – volledig in harmonie met de sobere, glasheldere stijl die Modiano in het Frans hanteert.
Bernlef, groot bewonderaar van Modiano’s werk, is een ervaren vertaler, met name van Engelstalige en Zweedse poëzie. In interviews zegt hij bovendien zeer zinnige dingen over de kunst van het vertalen. Maar helaas, dit boek heeft hij volledig verprutst: onleesbaar gemaakt, domweg doordat hij te veel niet heeft begrepen. Geen enkele vertaling is identiek aan het origineel, vertalen is altijd herscheppen met andere middelen, maar juist van een herschepping is in dit geval geen sprake: in Bernlefs Nederlands kan de tekst niet op eigen benen staan, en het zou van grote minachting voor schrijver én lezer getuigen om het boek hier enthousiast te bespreken alsof de vertaling niet meer is dan een verpakking die zich probleemloos laat verwijderen.
Het boek dat nu in de boekhandels ligt is geen Modiano. Erger nog, het is ook geen Bernlef. Bij de schrijver van Hersenschimmen en De onzichtbare jongen zou het Kanaal niet ‘de Manche’ heten en de donkerharige Lucky Luciano geen ‘bruine man’ zijn. Zwarthandelaars zouden bij hem niet in ‘geheime broeinesten’ maar in obscure kantoortjes werken, een winkel zou geen ‘zaakwaarnemer’ maar een bedrijfsleider hebben en er zou geen kermis zijn op ‘het verhoogde plein’ van de Boulevard des Batignolles, maar in de middenberm (in het Frans terre-plein geheten). De schrijver Bernlef begrijpt wat hij opschrijft, de Modiano-vertaler Bernlef is blijkbaar blind voor zijn eigen Nederlands.
Sommige fouten komen rechtstreeks uit de Frans-Nederlandse Van Dale, de vertaler heeft dan klakkeloos een vertaling gekozen en niet verder nagedacht. Maar meestal is het probleem juist dat hij niet in het woordenboek heeft gekeken: agenten van de Duitse geheime dienst (services spéciaux) worden ‘agenten van Duitse speciale diensten’, overheidsdiensten (services administratifs) worden ‘administratieve diensten’, de handelsnaam (raison sociale) van een firma wordt de ‘bestaansreden’ en een heikele situatie (mauvais pas) een ‘misstap’. Een naamloze Mauritiaanse (une Mauricienne) krijgt een voornaam: Mauricienne. En keer op keer wordt ignorer (‘niet weten’) vertaald als ‘negeren’: ‘Hij was er altijd in gezelschap van verscheidene mensen van wie ik de namen negeer.’
Al deze voorbeelden zijn ontleend aan de eerste 15 bladzijden, en het lijstje is niet uitputtend. Maar nog veel opmerkelijker dan het grote aantal vertaalfouten is de stilistische onbeholpenheid – terwijl Bernlefs stilistische kwaliteiten toch de reden moeten zijn geweest om hem voor deze vertaling te vragen. Neem deze kernpassage, waaraan de titel ontleend is: ‘Ik ben een hond die voorgeeft een stamboek te hebben. Mijn moeder en vader zijn niet in verband te brengen met een welomschreven milieu. Zo heen en weer geslingerd, zo onzeker dat ik mij er met geweld toe moet zetten een paar sporen en bakens te vinden in dit drijfzand.’ Je hebt het Frans erbij nodig om het te begrijpen: zijn ouders hadden zo’n onstabiel, wisselvallig leven dat hij zijn uiterste best moet doen om er grip op te krijgen.
Elke lezer van een vertaling gaat er onbewust van uit dat het boek dat hij in handen heeft een getrouwe weergave van het origineel is. Over de vraag wat die getrouwheid precies inhoudt valt van alles te zeggen (bijvoorbeeld dat elke goede vertaling fungeert als een zoeklicht, een impliciet leesvoorstel: ‘Kijk, dit staat er!’), maar vaststaat dat de lezer afhaakt zodra hij het gevoel krijgt dat het ongeschreven contract wordt verbroken. Dat is wat hier gebeurt, want tegenover de vele uitglijders staat geen sublieme stijl die alles goed maakt. Daar biedt het Frans trouwens ook geen ruimte voor, en dat is precies de moeilijkheid van dit soort onopgesmukte teksten: de vertaler kan nooit eens lekker uitpakken, elk smetje is zichtbaar.
Maar de grootste smet rust in dit geval misschien wel op de uitgever, het deftige huis Querido. Daar heeft men op minstens drie momenten geblunderd: door Bernlef te vragen voor deze vertaling, door het resultaat niet grondig te laten nakijken door iemand die het Frans machtig is (en het Nederlands, want zo te zien is er ook geen corrector aan te pas gekomen) en door het boek ten slotte schaamteloos aan de man te brengen als de unieke ontmoeting van twee verwante zielen (‘Bernlef is de ideale vertaler voor Modiano’s sublieme stijl,’ schreeuwt het omslag). Het is het huidige literaire bedrijf ten voeten uit: kwaliteit is een bijkomstige eigenschap geworden van het product dat literatuur heet.
Rest de grote vraag hoe Bernlef Modiano tot nu toe heeft gelezen. In het Frans? Dan moet hij veel hebben gemist, net als al die andere lezers die liever in een vreemde taal dan in hun eigen moedertaal lezen. Tip voor uitgeverij Querido: neem direct contact op met Maarten Elzinga, de vertaler van de vorige vier boeken van Modiano, en bied hem een vorstelijk contract aan voor de volgende vier.
- Patrick Modiano, Een stamboek, vertaald door Bernlef. Querido, 2005.
[de Volkskrant, 6 januari 2006, © Martin de Haan]