Het grote publiek weet meestal niet veel van de kunstwereld af, en vormt zich van die wereld, onder invloed van een speciale, vaak tendentieuze literatuur, een overtrokken, zij het ook incompleet beeld. Ik beweer niet dat mensen er helemaal onkundig van zijn (er wordt sowieso genoeg over gepraat!), maar ze kennen hem slecht, vooral de ins en outs ervan. Want hun nieuwsgierigheid – die van de massa, welteverstaan – wordt vooral verleid door de ophef die bepaalde kunstenaarsnamen omringt, ze zonderen die af ten koste van andere namen met minder weerklank, en nemen ze over, waarbij ze zich uitsluitend verlaten op de aarzelingen van een slappe, vagelijk comparatieve kritiek en ze bij voorbaat gewonnen zijn voor de conclusies van het geschreven artikel.… > Lees verder
Jean D’Amérique, ‘Op je dood af’ (fragment)
hier dan ik wals tot ik val
ik kus mijn zwarte dromen
ik bid heimelijk tot de vogels
en allerhande einders
regenen voor mijn ogen neer
en schoonheid veroorzaakt aanzienlijke schade
en het enige dat van mijn verwoestingen getuigt
is het overeind staande gedicht
hier dan ik spreek jullie toe vanuit mijn afgronden
mijn pijn vaart onder dezelfde vlag
mijn razernij blijft niet bij de pakken neerzitten
nog steeds dezelfde schreeuw die aan mijn lippen hangt
dezelfde koorts die mijn vlees verteert
een dolle vuurzee die feestviert diep in mij
het is honderd graden in mijn aders
volle maan verwonding
het regent rood in mijn stilte
hier dan ik heb de nacht doorwaad op een kling
mijn verscheurde lichaam spuit nog blauw
een bloedgebed dat is herrezen uit mijn stofhemels
van zwarte dromen een meer
om mijn herinneringen in te dompelen
de stilte gaat op mijn takken liggen
ik vertel haar over mijn lange tranenweg
de nacht doorstoken met messen het regent
en ik hoor die stem die zegt
sta op stap op je vuur af je verwonding
stap op je stilte af je apathie
stap op je dood af en geef hem een opdonder
[…]
in mijn binnenste knagen demonen aan mij
kortstondige vlam in mijn schimmen
ik zet spuiten in de dageraad
mijn horizon zwarte rook
bitter sap
het verwelken in mijn bloem
sta op zegt de stem
stap op je vuur af je verwonding
stap op je stilte af je apathie
stap op je dood af en geef hem een opdonder
[…]
- Jean D’Amérique [Haïti], Poetry International 2025, ‘Marche vers ta mort’ (fragment), vertaling Rokus Hofstede
Georges Perec, Ellis Island. Verhalen over ontheemding en hoop (fragment)
[…]
wat ikzelf, Georges Perec, hier ben komen uitzoeken,
heeft te maken met ontheemding, verstrooiing, diaspora.
Ellis Island is voor mij bij uitstek de plaats van de ballingschap,
dat wil zeggen
de plaats van de afwezigheid van plaats, de niet-plaats, het
nergens.
juist in die zin word ik door deze beelden geraakt,
geboeid, aangesproken
alsof de zoektocht naar mijn identiteit
vereist dat ik me deze vergaarplaats eigen maak
deze dump waar overwerkte ambtenaren
Amerikanen doopten bij bootladingen tegelijk.
wat voor mij hier te vinden is
zijn geenszins bakens, wortels of sporen,
maar het tegendeel ervan: iets vormeloos,
wat amper onder woorden te brengen is,
iets wat ik afsluiting kan noemen, of afscheuring, of afgesneden zijn,
en wat voor mij op een heel innige, heel ondoorgrondelijke manier
verbonden is met het feit dat ik Joods ben
ik weet niet precies wat dat is, Joods zijn
wat het me doet dat ik Joods ben
het is iets vanzelfsprekends, als je wilt, maar dan wel een
weinigzeggende
vanzelfsprekendheid, die me nergens aan bindt;
het is geen teken dat ik ergens bij hoor,
het is niet verbonden met een geloof, een religie, een
leefwijze, een folklore, een taal;
misschien is het eerder een stilte, een afwezigheid, een vraag,
een in twijfel getrokken worden, een aarzeling, een onbehagen:
een onbehaaglijke zekerheid,
waarachter zich een andere zekerheid aftekent
die abstract, zwaar en onverdraaglijk is:
de zekerheid dat ik gelabeld ben als Jood,
als Jood en daardoor als slachtoffer,
en dat ik het leven uitsluitend aan het toeval en aan ballingschap dank
ik had, net als naaste of verre neven, geboren kunnen worden
in Haifa, Baltimore of Vancouver,
ik had Argentijns, Australisch, Engels of
Zweeds geweest kunnen zijn
maar in de schier onuitputtelijke waaier van
mogelijkheden
was één ding mij nadrukkelijk ontzegd:
geboren te worden in het land van mijn voorouders,
in Lubartów of Warschau,
en er op te groeien in het duurzame verband van een traditie,
een taal en een gemeenschap.… > Lees verder
Lautréamont, De zangen van Maldoror, zang 1 (fragment)
Een gezin rond een lamp die op tafel staat: ‘Jongen, geef de schaar eens aan, daar op die stoel.’
‘Hij ligt er niet, moeder.’
‘Ga hem dan uit de andere kamer halen. Weet je nog, lieve baas, dat we ons ooit een kind toewensten waarin we opnieuw geboren zouden worden, een kind dat ons op onze oude dag tot steun zou zijn?’
‘Ik weet het nog en God heeft ons verhoord. We hoeven ons lot op deze aarde niet te beklagen. Elke dag loven we de Voorzienigheid voor de weldaden die ze ons bewijst. Onze Édouard is in alles even bevallig als zijn moeder.’… > Lees verder
Lautréamont, De zangen van Maldoror, zang 6 (fragment)
De winkels van de Rue Vivienne etaleren hun rijkdommen voor verrukte blikken. Mahoniehouten kistjes en gouden horloges, door talrijke gaslantaarns beschenen, verspreiden verblindende lichtboeketten door de vitrines. De klok van de Beurs slaat acht uur: de avond is jong! De laatste klepelslag heeft nog maar net weerklonken, of de straat, de naam ervan werd reeds vermeld, begint te beven en schudt op zijn grondvesten vanaf de Place Royale tot aan de Boulevard Montmartre. Wandelaars versnellen hun pas en trekken zich peinzend in hun woningen terug. Een vrouw zakt buiten kennis op het asfalt neer. Niemand helpt haar overeind; iedereen maakt zich liefst als de weerlicht uit de voeten.… > Lees verder
Éléonore de Duve, ‘Lila, de tragedie’ (fragment)
De tekst is bedoeld om te worden voorgedragen en beluisterd, en er is een koor – net als in het theater – dat de volgende opmerking maakt: eerst is er Lila, en de tekst speelt in het hier en nu, dat met tragedies bezaaid is, waaronder deze, die van Lila, in drie delen.
Eerste deel
Bij vlagen werd de geur van immortellen door de wind aangeblazen, ze ging onder de oleander zitten en plukte zijn stervormige bloemen, niet beseffend hoe giftig die plant is, van je één twee drie, neuriede ze, met haar huid op het grind, ze beroerde de kroonbladeren zonder te blozen.… > Lees verder