De Franse achttiende eeuw doet het in Nederland niet slecht de laatste jaren. Sinds 1994 zijn er vertalingen verschenen van Casanova, Voltaire, Rousseau, Cazotte, Diderot, Saint-Simon en Belle van Zuylen, en er is nog meer op komst: Crébillon fils, Montesquieu, Vauvenargues, nog meer Diderot.
Eén naam ontbreekt nog in dat rijtje: Nicolas Restif (of Rétif) de la Bretonne, van wie vorig jaar de pornografische roman Anti-Justine verscheen in een vertaling van Martin Ros. Het is het vunzigste van het vunzigste, Sade in het kwadraat, en alleen al voor het evenwicht is het goed dat er nu een vertaling van een boek van Restif is verschenen dat een wat genuanceerder beeld van de schrijver geeft: Monsieur Nicolas, of de menselijke inborst ontmaskerd, deel één (er zullen er nog heel wat moeten volgen, want de Franse tekst beslaat twee dikke Pléiade-delen).
De ‘Rousseau van de goot’ is Restif wel genoemd, en ook: de ‘Jean-Jacques van de Hallen’, de ‘Voltaire van de conciërges’. Het zijn weinig flatteuze benamingen, die al doen vermoeden dat de plaats van Restif in de literatuurgeschiedenis eerder in de marge dan in de canon moet worden gezocht. Inderdaad is zijn werk na zijn dood lange tijd min of meer taboe geweest, ondanks de onmiskenbare invloed die hij heeft gehad op realistische schrijvers als Balzac en socialistische denkers als Fourrier en Proudhon. Pas in de jaren zestig van onze eeuw leefde de belangstelling voor zijn geschriften weer op, met als voorlopige bekroning de Pléiade-uitgave van Restifs autobiografie Monsieur Nicolas.
Dat juist die tekst tegenwoordig algemeen als zijn hoofdwerk wordt beschouwd, is niet verwonderlijk. Restifs hele, zeer omvangrijke oeuvre (dat meer dan 57 duizend bladzijden beslaat) is autobiografisch geïnspireerd, en Monsieur Nicolas is in die zin het logische eindpunt van een lange weg. Ongetwijfeld heeft de verschijning van Rousseaus Bekentenissen daarbij een bevrijdende rol gespeeld. Rousseau maakte als eerste het individu en het gevoelsleven tot onderwerp van een autobiografie, en daarmee was voor Restif het hek van de dam. Zich beroepend op de grote schrijver kon hij nu doen wat hij eigenlijk altijd al had gewild: zichzelf voor de ogen van de wereld ontleden – en ontkleden.
Ontleden en ontkleden, het zijn bijna synoniemen voor Restif. Net als Rousseau wil hij zichzelf in al zijn naaktheid beschrijven om een voorbeeld van eerlijkheid aan zijn medemensen te stellen en hun zo een spiegel voor te houden; dat die naaktheid vaak heel letterlijk moet worden opgevat, was te verwachten van de auteur van de Anti-Justine. In dit eerste deel (1734-1751) doet hij het al met de huishoudster, dorpsmeisjes, nonnen en getrouwde vrouwen; op zijn tiende is hij voor het eerst vader, op zijn veertiende schrijft hij pornografische verzen in het Latijn waarin een aantal mooie meisjes uit het dorp wordt opgevoerd als slachtoffers van zijn sadistische spelletjes.
Nee, een braaf modelkind was Nicolas niet, als we moeten geloven wat hij vertelt. Uiteraard lag dat niet aan hem, maar aan slechte invloeden van buitenaf. Talrijk zijn de passages die als strekking hebben: ‘Daarom ben ik zo verdorven als ik ben.’ Zo is er een herdersjongen, Courtcou, die met zijn schunnige verhalen Restifs onschuldige kinderziel bederft. Het slachtoffertje is twaalf jaar oud en al twee keer vader… Later zijn het de steden die hem zijn onschuld doen verliezen en daarvoor de wellust in de plaats stellen. Misschien is de mens volgens Restif van nature niet noodzakelijkerwijs goed, maar de mens Restif is dat in elk geval wel.
De vraag is natuurlijk hoe serieus we zijn ontboezemingen moeten nemen. Monsieur Nicolas begint met een haast rabelaisiaanse stamboom die beweert aan te tonen dat de auteur afstamt van keizer Pertinax, maar die eerder fungeert als een waarschuwing dat wat volgt met een korreltje zout moet worden genomen. En het allereerste wat Restif zich uit zijn jeugd herinnert is nota bene een gebroken spiegel, waarmee de hele autobiografische onderneming in het teken van de vervorming en de fictionalisering komt te staan.
Maar hoe interessant de vraag naar het waarheidsgehalte van de beschreven feiten ook is (uit andere bronnen blijkt dat ze vaak toch wel ongeveer kloppen), uiteindelijk is dat niet wat Monsieur Nicolas tot zo’n fascinerend boek maakt. Achter de gebroken spiegel dacht de tweejarige Restif een hele wereld te zien, doordat de barsten de dingen om hem heen vermenigvuldigden, en iets vergelijkbaars geldt voor de autobiografie zelf. Monsieur Nicolas mag dan als spiegel van een leven onbetrouwbaar zijn, of in elk geval lijken, erachter doemt het beeld op van een verbeeldingswereld en een historische wereld die niet meer de onze zijn, het unieke beeld van een schrijver en zijn tijd.
Veel meer dan Rousseau, Voltaire of Diderot gunt Restif ons inderdaad een blik in de achttiende-eeuwse keuken. In tegenstelling tot zijn beroemde vakbroeders was hij van eenvoudige boerenkomaf, en hoewel hij zich maar zelden overgeeft aan expliciete beschrijvingen van het dorpsleven, laat hij de moderne lezer er tussen de regels door volop van proeven. Maar literair gezien is Restifs grootste verdienste misschien wel zijn onacademische taalgebruik. Zijn boerenkomaf indachtig schrijft hij een helder, onopgesmukt Frans dat een doorgaans eenvoudige woordkeus koppelt aan een fijnzinnig gevoel voor zinsritme.
Helaas blijft er van die ongekunstelde stijl in de vertaling weinig overeind. Een doodgewone zinsnede als ‘les jeunes gens qui arrivent à la puberté’ wordt bijvoorbeeld niet vertaald met ‘jongelui die de puberteit bereiken’ maar heel deftig met ‘knapen in hun prille wasdom’. Natuurlijk kan uit elke vertaling wel een passage worden geciteerd die ‘bewijst’ dat er niets van deugt, maar een dergelijke misgreep naar een te hoog stijlregister bega je niet per ongeluk één keertje.
Daarbij komt nog dat de tekst wemelt van de hele of halve weglatingen en begripsfouten (in dezelfde alinea als het geciteerde voorbeeld staan er zeker vier), om nog maar te zwijgen van de boektechnische onvolkomenheden. Een goede tekstredacteur is voor de resterende delen geen overbodige luxe. Met wat meer moeite ligt er dan een uitgave waarop uitgever Ivo Gay trots kan zijn.
- Nicolas Rétif de la Bretonne, Monsieur Nicolas, of de menselijke inborst ontmaskerd, vertaald uit het Frans door Zsuzsó Pennings, ingeleid en geannoteerd door Ivo Gay. Aristos, 1998.
[de Volkskrant, 18 april 1998, © Martin de Haan]