web analytics

Een koninkrijk voor een krukje

In een ranglijst van meest geciteerde schrijvers zou hij fier bovenaan staan. Toch beslaat zijn gepubliceerde oeuvre nog geen 100 bladzijden. François VI hertog van La Rochefoucauld vond het schrijven een aardig tijdverdrijf, en dat hebben we geweten. Met zijn vlijmscherpe maximen ontmaskerde hij de mens als een irrationeel, egoïstisch roofdier. Wat natuurlijk onmiddellijk de vraag oproept hoe hij zelf was, als mens. Een portret in tien maximen.

1. Oude mensen geven graag goede raad omdat ze niet meer in staat zijn het slechte voorbeeld te geven.
De zelfspot is onmiskenbaar. De ‘oude’ La Rochefoucauld, die zich onledig houdt met het noteren van wijze levenslessen, denkt terug aan wat hij vroeger heeft uitgespookt. ‘Jeugd is een doorlopende dronkenschap: een koorts van het verstand,’ heet het elders. Zijn eigen leven kent een exemplarische tweedeling, met het veertigste levensjaar als keerpunt – niet omdat hij toen abrupt tot inkeer kwam, maar omdat hij op 2 juli 1652 werd getroffen door een musketkogel, die vlak onder zijn ene oog zijn gezicht binnendrong en het via de andere wang weer verliet. Een tijdlang kon hij niets zien, en ook na zijn trage herstel was hij nooit meer de oude. Niet veel later werd hij getroffen door jicht, zoals het een goed edelman betaamde: actie moest noodgedwongen plaatsmaken voor reflectie.

2. De grote daden waarop mensen zich beroemen komen meestal tot stand door toeval, zelden door een grandioos plan.
De jonge La Rochefoucauld paarde grote moed op het slagveld aan een al even groot gebrek aan strategisch, tactisch en politiek inzicht. Toch is het geciteerde maxime niet alleen een generalisering van zijn eigen gebreken. In feite is het een voorloper van de moderne chaostheorie: alles wat gebeurt mag dan gedetermineerd zijn, het aantal determinerende factoren is zo groot dat we ze onmogelijk allemaal kunnen overzien. Die stelling is in hoge mate van toepassing op de Fronde, de opstand van hoge adel en parlement tegen Anna van Oostenrijk (weduwe van Lodewijk XIII en moeder van de minderjarige Lodewijk XIV) en haar minister Mazarin, waaraan ook La Rochefoucauld meedeed: iedereen streefde zijn vermeende eigenbelang na, maar een grote lijn viel in dat gekrioel van kleine belangen niet te ontdekken.

3. Hoewel we onszelf vaak wijsmaken dat we mensen aardig vinden die machtiger zijn dan wij, komt onze vriendschap uitsluitend uit eigenbelang voort.
Een van de opvallendste feiten uit het actieve leven van La Rochefoucauld is zijn trouw aan de man die Monsieur le Prince werd genoemd, de hertog van Condé, de grote man van de Fronde. Nu is het misschien niet zo vreemd om de broer van je minnares te steunen, alleen dringt de vraag van de kip en het ei zich hier op: steunde hij de broer omwille van de minnares, of nam hij de minnares omwille van de broer? De geniale veldheer Condé was hem zeer dankbaar voor zijn trouw. Dat die waarschijnlijk grotendeels uit eigenbelang voortkwam, doet er niets aan af. La Rochefoucauld zette herhaaldelijk zijn leven voor zijn vriend op het spel. Het had een mooi maxime kunnen zijn: onze belangen wegen zwaarder dan wijzelf.

4. We zijn allemaal sterk genoeg om het onheil van anderen te doorstaan.
Een typisch aristocratische stelling. Voor de 17de-eeuwse adel telde het volk nog altijd nauwelijks mee, ook al was de bourgeoisie in opkomst. De wreedheden die door oorlogvoerende partijen tegen het gewone volk werden begaan zijn voor ons onvoorstelbaar, en zware lijfstraffen en martelingen waren aan de orde van de dag. La Rochefoucauld bleef er volkomen koud onder. Van hemzelf zijn geen grote wreedheden geboekstaafd, van zijn vriend Condé des te meer: die brandde dorpen plat, vernietigde de oogst, liet gevangenen naakt in de ijskoude Seine gooien. Zelfs de redenen om de oorlog te beëindigen zijn egoïstisch: ‘We verzoenen ons met onze vijanden omdat we onze situatie willen verbeteren, de oorlog moe zijn, of bang zijn voor een verkeerde afloop.’

5. Geluk ligt in het genot dat we aan dingen beleven, niet in de dingen zelf.
Voor ‘het genot dat we aan de dingen beleven’ gebruikt La Rochefoucauld één term: ‘le goût’, smaak. Eigenlijk betekent het niets anders dan ‘smaken verschillen’, want het maxime gaat verder met de constatering dat je gelukkig bent als je hebt wat je begeert, niet als je hebt wat anderen begerenswaardig vinden. Een hedendaagse maximeschrijver zou waarschijnlijk het tegendeel beweren: ‘smaak’ is grotendeels een sociaal dictaat. Feit is dat de jonge hertog zijn geluk in heel andere dingen zocht dan wij, bijvoorbeeld in een krukje, of liever gezegd het voorrecht voor zijn vrouw om daarop te mogen zitten in aanwezigheid van de koningin. Omdat dat voorrecht hem werd ontzegd stortte hij zich in de Fronde, en bij elke verzoeningspoging kwam het krukje weer als eis op tafel. Eén troost: ‘We zijn nooit zo gelukkig of ongelukkig als we denken.’

6. Er bestaan goede, maar geen hartstochtelijke huwelijken.
Een van de weinige maximen die voor de moderne lezer waarschijnlijk choquerender zijn dan voor de 17de-eeuwse lezer. Het huwelijk uit liefde is een uitvinding van de Romantiek en de opgekomen bourgeoisie, voor de oude adel was het huwelijk harde business. La Rochefoucauld vormde geen uitzondering op de regel: hij trouwde op zijn veertiende met de dertienjarige bruid die zijn ouders voor hem hadden uitgekozen, Andrée de Vivonne, die deed wat van haar werd verwacht en hem acht kinderen schonk. Buitenechtelijke relaties waren dan ook schering en inslag, en de hertog had zelf een langdurige relatie met Madame de Longueville, de zus van Condé. Maar volgens ingewijden hield hij niet van haar: ook deze relatie was voor hem pure business (wat hem niet belette jaloers te zijn toen zij een andere minnaar nam).

7. Een man begrijpt dat hij weinig moet praten over zijn vrouw, maar dat hij nog minder moet praten over zichzelf begrijpt hij niet.
De man die dit schrijft heeft het inderdaad nooit over zijn vrouw, maar ook het tweede deel van het maxime is op hemzelf van toepassing. Na zijn verwonding in 1652 zet hij zich naar goed gebruik aan zijn memoires, waarin hij een tamelijk geflatteerd beeld van zijn eigen daden schetst en op anderen uitsluitend kritiek levert: geen grotere vleier dan eigenliefde. De Mémoires zijn een nuttige informatiebron, en stilistisch waren ze een goede vingeroefening voor de Maximen, maar ze kunnen niet tippen aan de memoires van La Rochefoucaulds grote tegenstander, kardinaal Retz. Diezelfde kardinaal zou ‘kameraad Openhartigheid’ na de verschijning van de Maximen overigens zijn onvoorzichtigheid verwijten: hoe valt het volk nog te regeren als het niet meer in de deugd gelooft?

8. Mensen denken vaak de leiding te hebben, terwijl ze worden geleid.
In zijn onvrijheid waant de mens zich vaak vrij. Dat is geen verrassende uitspraak in de eeuw van het jansenisme, een pessimistische katholieke stroming die ontkent dat de mens zijn eigen zielenheil kan bewerken. Verrassender is dat in de Maximen elke verwijzing naar een God of een godsdienst ontbreekt. Uit het vervolg van het maxime blijkt dat La Rochefoucauld, als een Freud avant la lettre, de menselijke onvrijheid eerder in de onbewuste driften dan in de goddelijke voorbeschikking zoekt: ‘Terwijl ze met hun verstand streven naar het ene doel, trekt hun hart hen onmerkbaar naar een ander.’ In de praktijk was hij een niet bijster gelovige katholiek, die het door zijn gitzwarte mensbeeld goed kon vinden met zowel de jansenisten als de libertijnen (bij wie de teleurstelling in de mens niet leidde tot godsvrucht, maar tot zedeloosheid).

9. Een werkelijk rechtschapen mens is altijd bereid zich aan het kritisch oordeel van andere rechtschapen mensen te onderwerpen.
Een brave zedenspreuk. Maar het Frans is dubbelzinnig. ‘Honnête homme’ was in de 17de eeuw ook de benaming voor iemand die zich in het mondaine milieu wist te bewegen, en dan luidt het maxime: ‘Een echte man van de wereld wil altijd worden gezien door andere mensen van de wereld.’ Misschien is dat inderdaad wel de essentie van het salonleven waar La Rochefoucauld zich aan overgaf nadat hij was hersteld van zijn zware verwonding, en waar hij alle beroemdheden van zijn tijd ontmoette: Racine, Corneille, Pascal, La Fontaine, Boileau, Madame de Sévigné, en niet te vergeten Madame de La Fayette, zijn boezemvriendin en misschien wel minnares van de laatste jaren, aan wier La Princesse de Clèves hij actief bijdroeg. Gezien worden en daar je eigenwaarde aan ontlenen: La Rochefoucauld wist er alles van.

10. De ware welsprekendheid zegt al wat nodig is, en niet meer dan wat nodig is.
Beknoptheid en suggestiviteit zijn de twee belangrijkste ingrediënten voor het maken van een goed maxime, en ook een tegenstelling of een paradox doet het altijd goed. Het schrijven van maximen was in de tijd van La Rochefoucauld een geliefd tijdverdrijf in de beau monde, hijzelf deed het aanvankelijk in een clubje met Jacques Esprit en Madame de Sablé, maar met de eerste kreeg hij een meningsverschil en de maximen van de tweede waren veel te expliciet, dus het idee van een gemeenschappelijke uitgave strandde, hoewel de drie elkaars probeersels nauwgezet bleven becommentariëren. ‘Grote geesten zeggen veel met weinig woorden, kleine niets met veel,’ luidt het elders. Dat klopt. Alleen zal hertog François VI van La Rochefoucauld nooit hebben vermoed dat hem door een aardige hobby eeuwige roem ten deel zou vallen.

Leesbare vertaling

De vertaler van de Maximes ziet zich voor twee grote problemen gesteld. Allereerst natuurlijk de extreme densiteit van de tekst, die daardoor voor de moderne lezer soms lastig te begrijpen is. In zijn nieuwe Nederlandse vertaling, minstens de vierde binnen een eeuw tijd, schroomt Maarten van Buuren niet om de beknoptheid zo nodig op te offeren aan de leesbaarheid. Maxime 20, ‘La constance des sages n’est que l’art de renfermer leur agitation dans le coeur’, wordt bijvoorbeeld: ‘De onverstoorbaarheid van wijze mensen komt er op neer dat zij de kunst verstaan hun opwinding op te sluiten in hun hart’ – precies anderhalf keer zo lang, en het kenmerkende, ontmaskerende ‘n’est que’ (‘is slechts’) is vervangen door een neutraal, haast wetenschappelijk ‘komt erop neer dat’. Met het tweede grote probleem, de herhaling van kernwoorden door de tekst heen, gaat Van Buuren op vergelijkbare wijze om: de leesbaarheid staat voor hem voorop, en zodoende krijgen verwante termen als habileté, esprit, raison en jugement telkens de vertaling die binnen het individuele maxime het beste past – ook al wordt daarmee de systematiek van het origineel (waarin veel maximen zijn geclusterd op kernwoord) soms doorkruist. Het geheel wordt afgesloten met een verhelderend nawoord.

  • La Rochefoucauld, Maximen – Bespiegelingen over menselijk gedrag, vertaling Maarten van Buuren. Historische Uitgeverij, 2008.
  • Georges Minois, La Rochefoucauld. Tallandier.

[de Volkskrant, 19 september 2008, © Martin de Haan. Zie ook www.maximen.nl]