Brits schilder, actief in het begin van de 20ste eeuw. Verhuisde op jonge leeftijd naar Parijs en genoot enige bekendheid in de internationale kunstenaarskolonie aldaar. Frederick Tarr gold als een impressionist maar hij onderschreef ook het toentertijd modieuze kubisme. Hij schilderde vrijwel alleen portretten, vaak in helleniserende trant. Tarr hing een individualistische, ascetische kunstopvatting aan. Voor hem bestond er een absolute tegenstelling tussen kunst en leven. ‘Kunst moet allereerst dood zijn, en op de tweede plaats mag ze geen ziel hebben, in de menselijke en sentimentele betekenis van het woord. Goede kunst heeft geen binnenkant’, aldus Tarr. De eisen die hij aan de kunst stelde, legde hij ook de kunstenaar op. Zo voerde hij dagelijks een taaie strijd om niet naar zijn verloofde, Bertha, te gaan. ‘Overgave aan een vrouw is een soort zelfmoord voor een kunstenaar.’ Hij wilde alle geestkracht, alle artisticiteit, die de homme sensuel volgens hem aan zijn liefdesleven beleeft, voor zijn kunst bewaren. Daarin slaagde hij maar zeer gedeeltelijk: in het jaar van zijn verloving met Bertha leed zijn kunst vanwege diverse amoureuze complicaties een kwijnend bestaan. In die verwikkelingen was een voorname rol weggelegd voor de Duitser Otto Kreisler, middelmatig kunstenaar en bourgeois-bohémien met permanent geldgebrek. Kreisler schilderde archaïsche naakten en vervaardigde in dat genre onder meer een doek waar Bertha voor poseerde. Volgens Tarr was Kreisler bij uitstek een homme sensuel: een tijdlang had Kreisler zich ingebeeld dat hij een schilder was en toen ‘wilde hij weer terug naar de seks’, naar de kunstvorm van het grauw. Niet lang na Kreislers zelfmoord in een politiecel – hij had een Poolse kunsthandelaar tijdens een duel per vergissing gedood – trouwde Tarr met Bertha, zwanger van Kreisler. Het huwelijk hield amper drie jaar stand.
- Wyndham Lewis, Tarr, 1928
[Lemma uit Koen Brams, Encyclopedie van fictieve kunstenaars (Nijgh & Van Ditmar, 2000), © Rokus Hofstede]