web analytics

PC, A1-locatie

Vroeger had de PC Hooftstraat een slager, een banketbakker en een visboer, nu rijgen de mode- en luxezaken zich aaneen. Toverwoorden zijn er upgrading en internationale allure. Banvloeken zijn de astronomische koopsommen en vertienvoudigde huren. De PC als Hollandse Kurfürstendamm? Avenue Louise? Via Condotti? ‘Echt, uit heel Europa komt men om hier te winkelen.’

HET GERUCHT GAAT DAT VROUWTJE VLIJT over haar graf heen wraak heeft genomen. Wraak op de aasgieren die popelden om haar knopenwinkeltje te gelde te maken. Vlak na de oorlog had firma Schade & Zn. Manufacturen het pand voor circa vijftigduizend gulden gekocht – in die dagen geen gek bedrag. Een miljoen en méér kon de kinderloze weduwe Anna Schade van Westrum er veertig jaar later voor krijgen. Maar Vrouwtje Vlijt wist van geen wijken. Ze was zo zuinig dat ze de verwarming in de winkel niet gebruikte. ’s Winters droeg ze drie truien over elkaar. In maart van dit jaar [1990, rh] overleed ze, negentig jaar oud. Naar verluidt heeft ze in haar testament een uitzonderlijke clausule opgenomen. Het pand Pieter Cornelisz. Hooftstraat 62 mag pas tien jaar na haar dood te koop worden aangeboden of verhuurd. De erfgenamen van Schade & Zn. Manufacturen zijn gedoemd om tot in de 21e eeuw knopen te verkopen. En inderdaad, in mei is het fourniturenwinkeltje gewoon open. In de etalage staat nog immer de thermoskan met stoffige plastic tulpen en worden lang vervlogen exposities aangekondigd. Binnen blijkt een blonde dame van in de vijftig de plaats van Vrouwtje Vlijt te hebben ingenomen. Ze is een verre nicht. ‘Ik weet alleen nog niet wat ik moet doen als de voorraden op zijn’, zegt ze met een verontschuldigend gebaar. Voorlopig blijven de antieke knopen en dertig jaar oude Burda-knippatronen uit voorraad leverbaar.

SINDS EEN PAAR JAAR VERKEERT DE PC HOOFTSTRAAT in een stroomversnelling. De PC, altijd al deftig, wordt luxueus. De straat krijgt ‘internationale allure’. Dat gaat wel ten koste van de aanbodspluriformiteit. Het traditioneel diverse winkelaanbod wordt meer en meer door mode overheerst. Tussen 1978 en 1990 nam in de PC het aantal verkooppunten in de textiel-confectiesector toe van 20 naar 44 (op een totaal van 87). In bijna twintig zaken zijn schoenen te vinden. De ‘wervelende vernieuwingen’ (zoals het heet in Quartier, het sinds 1989 bestaande advertentie-magazine voor de PC-klandizie) zijn nauwelijks bij te houden. Van de kleine neringdoenden in de PC worden vooral de levensmiddelenzaakjes door de omschakeling getroffen. Alleen al in de eerste vier maanden van 1990 verdwenen een visboer, een banketbakker en een slager. De ‘exclusiviteit’ die in het kielzog van de mode de PC beheerst, kreeg voor hen wel een heel letterlijke betekenis. Bij slager Vedder (voorheen Modelvleeschhouwerij Van den Heyenbrock, met eigen worstenmakerij en snackbar) kan men sinds april terecht voor de klassiek-burgerlijke garderobes van de Belgische keten Scapa of Scotland (PC 86). ‘Publiekstrekker’ Scapa beroept zich erop al vijfentwintig jaar hetzelfde assortiment te voeren. Schuurmachines gaven het parket dat de tegels van de slagerij verving in enkele dagen een vooroorlogse allure. In houten uitstalkasten zijn lederwaren en zijden dassen te bezichtigen. Inmiddels zoekt Scapa in de PC alweer een nieuw pand voor haar divisie kinderkleding (Scapa Cruise & Country). Misschien is Oudhofs groentezaak een goede kandidaat. De winkel, van voor de Eerste Wereldoorlog, hééft al een houten betimmering.

De huidige eigenaar van Oudhofs ‘Fruit, Primeurs, Conserven’ (PC 109) is de 64-jarige Van Scherpenzeel. ‘Ze schelden mij uit voor duur. Maar ik houd vast aan kwaliteit. Kwaliteit, puur’, zegt de groenteman. Ook de kleine winkeliers waren in de PC van oudsher exclusiever dan elders. Maar tegen de bruto winstmarges van de mode zijn zelfs kwaliteitsgroenten niet langer opgewassen. ‘Na ’92 zullen de huren nog verder oplopen. Dan moet ik mijn eigen zaak gaan opeten. Want van je buren kan je niet bestaan.’ Voorlopig heet Oudhof nog altijd de beste groenteman van Amsterdam te zijn. ‘Toen ik hier in 1942 kwam werken hadden we een levendige handel in primeurs. Hollandse nieuwe aardappelen, de eerste jonge peulen… In maart haalden we de krant: ‘De eerste Hollandsche aardbeien, 14.95 het kilo’. Dat kistje wilden we altijd hebben. Maar aardbeien vind je nu het hele jaar door. Wij verkochten als enigen venkel en cresson, die zijn nu overal. Chinese kruisbessen verkochten wij, die heten nu kiwi. Zo gaat de aardigheid er wel af. Tomaten bij Albert Heijn? Water en wind. Alles is versupermarkt.’

Ook de beide supermarktjes die de straat sieren (Bakker Super op PC 59-61, een AH-filiaal op PC 131) worden meegezogen in de spiraal van huurverhogingen. Op hun vertrek wordt gewacht, ze vloeken met de modezaken. Achter de posters met AH-weekaanbiedingen is de etalage van het krap behuisde kruideniersfiliaal tot de nok toe gevuld met pampers. Albert Heijn is de enige negotie waar de verkopers Hoog-Haarlemmerdijks spreken. Voorlopig doen ook de PC-employés er hun boodschappen nog. Al verlaten ze de supermarkt met een shopping bag van eigen zaak om de schouder.

‘Ik voorspel dat er in de PC over een jaar geen pand meer te krijgen is.’ De ogen van Herman Drenkelford (30) hebben de helblauwe kleur van zijn overhemd, zijn kaaklijn verraadt vastberadenheid. Drenkelford handelt namens makelaarskantoor Kroese & Paternotte, dat in de buurt de vastgoedmarkt beheerst. ‘Wij zijn erg positief tegenover de PC Hooftstraat. Het is een heel goed object. Op dit moment wordt er enorm gekocht en verkocht, de vraag is veel groter dan het aanbod. Het zijn interessante beleggingen: de komende vijf jaar zullen de onroerendgoedprijzen blijven stijgen, winkelpanden nog sneller dan kantoren. Ik heb nu drie, vier panden te huur, die krijgen binnenkort allemaal een nieuwe bestemming. Nog een stuk of tien sterke, internationale namen komen erbij. En wie er eenmaal zit, gaat er niet snel meer weg.’ ‘A1-locatie’, het beste deel van de beste straat (PC 29 tot en met 146), is in de detailhandel een magisch begrip. ‘De ligging is optimaal. Vlak naast de Concertgebouwbuurt, het primaire marktgebied, dicht bij musea, antiek, advocatenkantoren, het Leidseplein… Binnenkort komt Byzantium aan de Stadhouderskade erbij en het casino. Via de loopbrug over de Singelgracht wandelt het publiek vanaf de Leidsestraat zó de PC op.’

BANKETBAKKER BOOTS (59) OOGT VERMOEID: acht jaar zonder vakantie, slapeloosheid, werkdagen de klok rond. ‘Al in de jaren zeventig kwamen de heren informeren: ‘En bakker, gaat u er nog lang mee door?’. De laatste paar jaar liep het storm. Iedereen aasde op mijn winkeltje, soms stonden er drie per dag op de drempel. Als er dan weer zo’n speculant met koffertje kwam die wou praten, zei ik maar meteen: ‘Uw belang is het mijne niet’.’ Sinds kort heeft Boots alle tijd om te praten. Na tweeëndertig jaar bakken diende PC 84 leeg te worden opgeleverd. Vóór Pasen werd de vaste klanten gevraagd hun bestellingen tijdig door te geven, zodat er geen meel en suiker over zou blijven. Ook Boots had zijn exclusieve specialiteiten: croque-en-bouches, een piramide van gecarameliseerde soesjes met een vulling van slagroom, en PC-tjes, alom geroemde zandboterspritsjes. ‘De eigenaar was nooit tevreden. In de straat gonsde het van de geruchten: ‘Die en die betaalt al zoveel’, ‘Zus en zo is ook vertrokken’. Dat zweepte de huren op. De eigenaar zei dat hij het ‘voor eigen gebruik’ nodig had, de goedkoopste manier om ons eruit te krijgen.’ In 1978 zag Boots zich geconfronteerd met een huurverdubbeling, in 1988 opnieuw. Dat was meer dan zijn ambachtelijk bedrijf kon opbrengen. Boots nam een advocaat in de arm. Uit onderzoek van de huuradviescommissie van de Kamer van Koophandel bleek dat hij tien procent te véél huur betaalde. De eigenaar kreeg in augustus 1989 twee maanden om zich via de rechtbank te verweren. In september verkocht hij het pand aan een particuliere belegger, woonachtig in Monaco. Het kadaster noteerde een koopsom van zes ton. Bakker Boots wil de schuld niet leggen bij de tegenpartij. ‘Ik beklaag me niet over de zwendel van het kapitaal. Ik wil positief blijven denken over Amsterdam. Maar het liefst was ik tot aan mijn pensioen doorgegaan. Ik zit ingebakken in het vak, ik vocht voor een nieuw huurcontract. Maar er moest en zou mode komen. Nu ben ik m’n inkomen kwijt, en voor een schadeloosstelling hebben we nog hard moeten vechten. Zoals dat ging, nee, dat was…’ Volgens makelaar Drenkelford viel het allemaal wel mee. ‘Die mensen zijn in pais en vree gegaan. Ze waren op leeftijd. Ze hebben mij in alle harmonie de sleutel overhandigd.’ Af en toe gaat Boots terug naar de PC. Een onopvallende man van achter in de vijftig, die stilstaat bij de etalages.

NIET ALLEEN TUSSEN LEVENSMIDDELEN EN LUXE, maar ook tussen luxezaken onderling wordt in de PC gevochten om de schaarse en schier ideale vestigingsplaats. De hoge brutowinstmarges in de modesector maken hoge huisvestingskosten mogelijk, wat niet wegneemt dat heel wat modezaken het niet redden. De ‘opheffingsintensiteit’ of ‘mutatiegraad’ van het winkelbestand is aanzienlijk en voor een opruimings- of verbouwingsuitverkoop kan men er het hele jaar door terecht. Tussen 1988 en 1989 stegen de huren in de PC met bijna vijfentwintig procent. Herman Drenkelford schat de straat nog maar twintig procent minder duur dan de Kalverstraat; de koopsommen zijn het miljoen ruimschoots gepasseerd.

Het modische image van de PC en omgeving ontstond onder invloed van een kleine schare couturiers. In 1990 vindt men er Tim Bönig, Edgar Vos, Frans Molenaar en Rob Kröner; Frank Govers is niet ver; Fong Leng, die jarenlang gold als prima donna van de PC, werd in 1987 het slachtoffer van Amsterdams’ olympisch debakel, maar heropent naar verluidt binnenkort een atelier. Thomas Kau (26), kroonprins van de Nederlandse mode, is de jongste loot aan de stam Hij maakte een vliegende start in het voor haute couture nogal gure Nederlandse klimaat. In september 1989 opende hij op PC 52 een eigen modehuis, twee jaar nadat hij in Berlijn de modevakschool verliet.

Een nerveus lachend meisje heeft in de deftige bel-etage die als winkelruimte fungeert net een bruidsjurk gekocht. Niet met betaalchèques, maar met bankbiljetten. ‘Mijn klanten zijn jong, mijn prijzen ook’, zegt Kau. Hij draagt twee oorbellen in zijn linkeroor, het aantal gaatjes is veel groter. ‘In de couture moet je honger lijden, hoe goed je ook bent. Je verdient alleen geld als je het naaien en stikken door kinderen in India laat opknappen. En bovendien ben ik geen goed zakenman. Dit atelier was gewoon ontzettende mazzel.’ In afwachting van de verbouwing die de voormalige medische instrumentenhandel Freelink moet herscheppen in een hoogwaardige modezaak, kreeg Kau een tijdelijk huurcontract. Hij betaalt minder dan de helft van de gangbare maandhuur, die al ruim boven de tienduizend gulden ligt. In de PC speculeren meerdere handeltjes in moderestanten (met chronische ‘opheffingsuitverkoop’) op die tijdelijke gaatjes in de markt. Kau ziet een atelier in de PC vooral als een vorm van reclame. ‘Voor je naamsbekendheid is een uithangbord in deze straat beter dan een advertentie in Avenue, en die zijn ook nog eens tien keer duurder dan mijn huur. En het is ook spannend dat je moet concurreren met andere couturiers.’

Naar het oordeel van een PC-habituée (‘zet mijn naam er maar niet bij, ik wil er nog vaker rondlopen’), is Reflections de enige PC-winkel die zich handhaaft op wereldniveau. ‘Je wordt er niet op je huid gezeten. Je krijgt niets aangesmeerd. Er is geen verkoopster die je komt vertellen hoe modern de winkel is. Vréselijk! Ik weet zelf heel goed wat modern is. In de winkels waar ik koop is alles modern.’ Na Reflections is er een hele tijd niets, dan volgt Leeser. ‘Die zijn al veel behoudender, met dat glimgoed en die opgenaaide jeanspakken. Maar overal blijft het behelpen. Misschien vind je ergens wel een pak van Montana of Mugler, maar dan hebben ze het bijbehorende bloesje niet, of alleen de verkeerde maten. Amsterdam is niet mondain genoeg. Als je een avondjurk nodig hebt, kun je niet voor drieduizend gulden bij Norma Kamali terecht, zoals in de States. Dus moét je wel naar Frank [Govers, rh], en voor je het weet ben je daar zevenduizend gulden kwijt. Nee, internationaal gezien is Amsterdam niks. Vroeger, de PC… Dat was het wel voor mij. Nu weet ik hoe beperkt het is.’

Sjef Boersma, van mannenmodezaak Di Dato, verzet zich tegen de stelling dat de PC onderdoet voor modestraten in den vreemde. ‘Dat is weer die typisch Nederlandse valse bescheidenheid. Uit heel Europa komen mensen om hier te winkelen. Ga maar eens kijken in Antwerpen of Brussel! De Avenue Louise, die zakt al af richting Kalverstraat.’ ‘Allemaal glitter d’amour‘, valt zijn vennoot Bert Prakken hem bij. ‘Chroom, messing, marmer. Het Dynasty-effect, zeg maar. Zelfs Parijs, we komen er vaak: in drie uur heb je het wel gezien.’

IN HET MONUMENTALE PORTIEK VAN MEXX IMAGE SHOP staat een modelgezin: vader, moeder, dochter. Hij draagt een brique linnen colberrt boven een gewone jeans, zij rode pumps onder een zomerse katoenen jurk. Dochterlief, een jaar of tien, heeft een ondeugende bordeauxrode baret op boven een okerkleurig canvas jack. Van de overkant van de straat roept een man hen toe. ‘Oké jongens, heel goed. Doen we nog een keer.’ De man staat naast een groepje mensen en een tele-objectief. Op zijn teken loopt het modelgezin vol zwier de straat op. De vrouw vlijt haar wang met dromerige blik tegen die van de man, die zijn armen om vrouw en kind heeft geslagen. Met zijn kaken maakt hij een kauwend gebaar, de mimiek van iemand die een grap vertelt. Hij zegt niets. ‘Oké, heel goed jongens, nog een keer.’ Het modelgezin neemt opnieuw plaats onder de pontificale gevel. Op het afgesproken teken schrijden ze de straat op. Weer de dromerige blik van de vrouw, weer het kauwende gebaar van de man. De scène herhaalt zich tientallen malen: het teken, het voorwaarts treden, het dromen, het kauwen, het stilhouden bij de stoeprand – het moment waarop de glimlach van de gezichten glijdt.

VOOR VEEL PC-WINKELIERS IS DE KALVERSTRAAT nog altijd een schrikbeeld. De komst van filiaalketens of discountzaken zou een negatieve invloed hebben op de omzetpotentie. Midmarketformules bedreigen het exclusieve imago van het gebied. De heropening, half mei, van Cool Cat (PC 60) stemde de straat niet gelukkig. ‘Jammer, jammer’, zucht een Scapaverkoper met hoogbeschaafde tongval. ‘Ik moet er niet aan denken dat nog meer van die Kalverstraatzaken hier neerstrijken. Zó ordinair.’ ‘De Kalverstraat heeft iets gevangenisachtigs’, vindt Bert Prakken. ‘Die rolluiken, dat dooie, dat gevaarlijke. Hier kun je ’s avonds rustig etalages kijken. Maar ik denk dat de PC ver genoeg van het centrum ligt om die middelmatige winkeltjes eruit te houden’, voegt hij daaraan toe. ‘In de PC moeten we het niet hebben van de massa. een zaak voor kroketten zou hier onmiddellijk over de kop gaan.’ Als om zijn stelling te bewijzen liggen in de etalage van Boots’ voormalige patisserie (verhuurd: Kroese & Paternotte) twee stoffige glasplaatjes, beschreven met schoonschrift: ‘Croquetten’ en ‘Saucijzen’. Een paar buikige, bezwete mannen zijn bezig een container te vullen met restanten van het interieur. Het enige dat intact blijft onder de nieuwe huurder, een Duitse modezaak, zijn de vooroorlogse gebogen etalageruiten.

Mr. J.R. Fiszbajn gelooft niet in het Kalverstraateffect. Fiszbajn (30) werkt voor Rovast, concurrent van Kroese & Paternotte. Ook hij is onberispelijk gekostumeerd; de handelaars in winkels behoren tot de favoriete doelgroep van de PC-winkeliers. Volgens hem is er in het Museumkwartier geen plaats voor warenhuizen of landelijke filiaalketens. Winkels als Cool Cat en Mexx zijn in de PC in de minderheid. Het zijn pilot shops, die er vooral zitten om de promotionele voordelen: het prestige. Het grote geld wordt elders verdiend. ‘Winkels moeten het in de PC niet hebben van omzetvolume’, weet Fiszbajn, die zegt veel Monopoly te hebben gespeeld in zijn jeugd. ‘In de Kalverstraat is de loop wel vijfmaal groter dan in de PC, maar upgraden is daar niet doeltreffend. Het publiek wil een spijkerbroekenwinkel die er gewóón uitziet. Je moet daar geen marmeren gevel tegenaan plakken. “Dat moet maar betaald worden”, denken de mensen en ze lopen door. Bij Zeeman vinden klanten het juist mooi om in de bakken te graaien. Let wel, in die winkel wordt fantastisch verdiend. En daar gaat het uiteindelijk om.’

De PC is een begrip. Een straat die staat voor kwaliteit, maar ook een zinnebeeld van opzichtige weelde. Volgens kritische waarnemers zou de PC-populatie bestaan uit omhooggevallen golfpubliek, paraderende parvenu’s, gemaakte gastjes die rondrijden in hun cabrio’s – foute types. ‘Waarom schrijven ze altijd zo negatief over de PC? Niemand is verplicht hier iets te kopen’,verweert Bert Prakken zich tegen dat PC-cliché. ‘We profileren ons niet als de sjiekerikken tegenover het gespuis. We gaan niet om met de nouveau riche van Amsterdam. We hebben een heel leuk, gemêleerd publiek. Jan Vervelia komt hier niet.’ ‘Natuurlijk trekt zo’n straat patsers, maar door de bank genomen heeft het publiek een intelligent niveau‘, oordeelt Herman Drenkelford.

‘HET GAAT ALLEMAAL NAAR DE RATSMODEE, begrijpt u wel. Naar de mallemoeren’, moppert meneer Oudejans, handelaar in fournituren en oud-collega van Vrouwtje Vlijt. Zijn kapsel doet een levenslange trouw aan de tondeuse vermoeden. ‘Ik vind het niet gezellig meer. Er lopen van die jonge mensen rond, die kijken je totaal niet aan, die zijn modebewust, die gaan even voor 490 gulden een trui kopen. In een van die dure tenten. En daar zitten van die gastjes in, die doen aan design. Die hebben een speciale gave, begrijpt u wel. Misschien is het wel kunst, hoor, wat ze verkopen. Maar het is net als met de kleren van de keizer: als je ze niet ziet, dan zijn ze er ook niet.’

[Oorspronkelijke versie van een reportage verschenen in Maandblad O, 1990:8/9, onder de titel ‘À tout prix een pand in de P.C. Hooftstraat’. © Rokus Hofstede]