web analytics

‘Wie vlooien heeft, is niet alleen’. Het parasitaire schrijverschap van Henri Roorda, alias Balthasar (1870-1925) (inleiding)

‘Al geruime tijd ben ik van plan een boekje te schrijven onder de titel Het vrolijke pessimisme. Die titel bevalt me. Ik vind dat hij een mooie klank heeft, en hij drukt aardig uit wat ik zou willen zeggen. Maar ik heb geloof ik te lang gewacht. Ik word oud en mijn boekje zal waarschijnlijk meer pessimisme dan vrolijkheid bevatten. Ons hart is niet de volmaakte thermosfles die de gloed van onze jeugd tot het einde toe zonder warmteverlies bewaart.’ Zo opent Mijn zelfmoord, de tekst waarin Henri Roorda, Frans-Zwitsers schrijver van Nederlandse origine, zijn zelfverkozen dood rechtvaardigt.

Voordat hij de daad bij het woord voegde, schreef Roorda een oeuvre bij elkaar dat hem maakte tot, naar verluidt, ‘de grootste humorist van Franstalig Zwitserland’.… > Lees verder

Walter van der Star (1954-2021)

Op donderdag 25 maart j.l. overleed Walter van der Star, de dierbare collega die ik de afgelopen kwarteeuw steevast aanbeval als ik geen tijd had voor een opdracht. Patafysicus, boekverzamelaar, occasioneel boekverkoper, non-fictievertaler – Van der Star was van vele markten thuis. Hij draaide zijn hand niet om voor hondsmoeilijke filosofische teksten maar evenmin voor essays over film of beeldende kunst, geschiedschrijving of theologie. Ik kende hem als een eenpitter, al vertaalde hij dikwijls samen met anderen; hij zocht geen erkenning, hij kreeg geen werkbeurzen van het Letterenfonds, hij leefde bij de gratie van hemelse dauw en shag van Van Nelle.… > Lees verder

Georges Simenon, Manesteek, nawoord

In de zomer van 1932 maakte Georges Simenon een reis van drie maanden door Afrika, van Egypte langs de evenaar in westelijke richting. Hij bracht onder meer vijf dagen door in Matadi, aan de monding van de Congo, waar zijn jongere broer Christian havenmeester was.

Nog datzelfde najaar verscheen, in de stijl van grote reporters als Albert Londres en Joseph Kessel, een zesdelige reportage in het geïllustreerde tijdschrift Voilà, getiteld ‘L’heure du nègre’, met als ondertitel: L’Afrique vous parle: elle vous dit merde. Simenons biografen hebben gesuggereerd dat de bijtende toon van die artikelenreeks mogelijk was ingegeven door broedernijd; alsof Georges zijn jongere broer, de lieveling van moeder Henriette, op zijn nummer wilde zetten door weer te geven hoe treurig diens leven in werkelijkheid was.… > Lees verder

‘Hooggeachte Herman,’

 

 

Ronse, 7 mei 2020

 

Hooggeachte Herman,

U beschrijft mijn uitzicht.

In ‘Bij mijn venster’ maken op een heerlijke junimiddag omstreeks 1820 de Franse dichteres Marceline Desbordes-Valmore en de eveneens Franse schilder Jacques-Louis David een tochtje per rijtuig richting Alsemberg en Beersel, naar een belvédère boven de Zennevallei. Ze stijgen af ‘ter plaatse genoemd Jeruzalem op Kesterbeek’, een ‘steile heuvel vanwaar men het hele panorama kan bestrijken’. Waarna u de lezer onthaalt op een vier pagina’s lange, lyrische beschrijving van uw eigen Beerselse uitzicht. ‘Het geweldigste is de lucht, de ruimte die massaal op de bonte bodem staat, veel kleuriger dan hij, en die verschiet in bedwelmende verten…’ Voor het zover is, reist Desbordes-Valmore per postkoets van Parijs over Rijssel naar Brussel; u laat haar ‘dalen in de ruime Scheldevallei, en dan, Doornik voorbij, de Zuidoostvlaamse bergages langs’, landen ‘te Ronse, dat in een kom van koepels verborgen ligt.’… > Lees verder

‘Zij zwerven in de lucht en tuimelen en woelen’

Over de beelden van Chris Van der Burght

Samenleven is het reguleren van afstand en nabijheid, het instellen van grenzen. De Amerikaanse antropoloog Edward T. Hall hield in de jaren ’60 een nieuwe tak van wetenschap boven de doopvont die hij betitelde als proxemics. Hij deelde de afstand tussen personen op in vier zones: intieme ruimte, persoonlijke ruimte, sociale ruimte en openbare ruimte. In zijn boek The Hidden Dimension onderzoekt Hall hoe mensen in die diverse ruimtes contact maken, of juist contact vermijden, via een hele reeks codes – haptisch, visueel, thermisch, olfactorisch enzovoort – al naargelang de aard van de interactie of de relatie.… > Lees verder

Michel Leiris, “Kijk! Daar, de engel…”, nawoord

Het ‘seizoen in de woestijn’ dat schrijver, dichter en cultureel antropoloog Michel Leiris (1901-1990) tussen september 1939 en maart 1940 (oftewel tijdens de zogeheten ‘schemeroorlog’) als reserve-onderofficier van het Franse leger doorbracht in Revoil Béni-Ounif, vijfhonderd kilometer ten zuiden van de havenstad Oran, in Algerije, heeft niet veel sporen nagelaten in zijn Journal 1922-1989. Maar één pagina vulde Leiris gedurende die zes maanden met notities, en die notities gaan maar over één ding. Onder het kopje ‘Maart 1940’ schetst hij in een paar pennenstreken zijn ontmoeting met Khadija bent Maamar Chachour, geboren in Algiers, drieëntwintig jaar oud – dezelfde ontmoeting waaraan hij vijftien jaar later zestig dichtbedrukte pagina’s van zijn vierdelige autobiografische werk La Règle du jeu (1948-1976) zou wijden, om precies te zijn het laatste hoofdstuk van Fourbis, het in 1955 gepubliceerde tweede deel van die cyclus.… > Lees verder