[…] Maar al wil ik niet toegeven aan mijn neiging om te verzinken in neerslachtigheid, misschien zat er wel een kern van waarheid in mijn verwarde mijmering toen ik als eindpunt van de reis uitkwam bij de smalle zaal van het Frans Halsmuseum waar diens twee laatste grote schilderijen tegenover elkaar hangen, geschilderd toen hij de tachtig al gepasseerd was, de Regenten en de Regentessen van het Oude-Mannenhuis. Juist doordat je eerder, in de voorafgaande zalen, zijn grote officiersbanketten hebt gezien, De Sint Jorisschutterij, de schutterij der Cluveniers, die hij in zijn jeugd en op rijpere leeftijd schilderde, en waarop de twee kleuren van het heroïsche leven fonkelen en elkaar wederzijds versterken, het rood van de wijn, van het bloed, van het vuur, en het goud van het brood en het doorbraden vlees, het goud van de zon, het goud van het goud ook, oftewel de verblindende hoogmoed van het gemaakte fortuin, word je des te heviger aangegrepen door die laatste, kleinere en haast verstikkende zaal, waar – op een overeenkomstig thema, een bijeenkomst van notabelen – niet alleen het goud en het rood, de kleuren van rijpheid en triomf, maar ook alle andere kleuren van het doek zijn verdwenen door toedoen van een alles doordringend zwart, dat alleen nog loodgrauwe, lijkbleke schijnsels doorlaat.… > Lees verder