Aquarellist, beeldhouwer en spion (Frankrijk; actief aan het einde van de 20ste eeuw). Gezien die laatste activiteit lijkt het aannemelijk dat Mouezy-Eon een pseudoniem is, wellicht ontleend aan de roman Pierrot mon ami van Raymond Queneau, waarin de fictieve plaatsnaam Saint-Mouézy-sur-Eon voorkomt. Door zijn spionage-activiteiten heeft Mouezy-Eon weinig geëxposeerd. Niettemin ontwikkelde hij een zeer eigen stijl, die zich vooral kenmerkt door een grote aandacht voor beweging. Veel van zijn kunstwerken kunnen worden beschouwd als representaties in real time van een voortdurend fluctuerende werkelijkheid. Mouezy-Eon legde die werkelijkheid niet vast voor de eeuwigheid. Integendeel, in overeenstemming met de kunsttheorie van de 18de-eeuwse filosoof Denis Diderot (zie met name diens Lettre sur les sourds et muets à l’usage de ceux qui parlent et qui entendent, 1751) probeerde hij een tableau mouvant te scheppen dat als een actief analogon van de omgeving fungeerde. De keuze van waterverf en klei als materialen lag dan ook voor de hand: ze stellen de kunstenaar in staat voortdurend in te spelen op nieuwe impulsen vanuit de buitenwereld.
Een goed voorbeeld van die werkwijze is de aquarel die Mouezy-Eon tijdens een spionage-opdracht maakte van hotel Parc Palace du Lac. Aanvankelijk zag zijn collega Franck Chopin niets anders dan een schetsmatige weergave van de hotelfaçade, maar na tien seconden kwam de kunstenaar in beweging en liet met een paar penseelstreken een raam op de eerste verdieping opengaan. Op het glas weerspiegelde een moment lang het licht van de zon, vervolgens verscheen er in de raamopening korte tijd een onopvallende, beweeglijke menselijke figuur, ‘een korte intrusie van de tekenfilm in het stilleven’. Daarop greep de kunstenaar naar een andere kleur en met drie streken was het raam weer dicht, en de voorgevel opnieuw in rust gedompeld.
Een niet minder opmerkelijk voorbeeld van Mouezy-Eons spionagekunst is een beeldje met de afmetingen van een loden soldaatje dat een man met een ferme maar inschikkelijke gezichtsuitdrukking voorstelt, vastbesloten op zijn voetstuk staand. Door de dunne lippen en de enigszins mongoloïde ogen deed het beeldje sterk denken aan de vijandige secretaris-generaal Vital Veber. Eerst werkte de kunstenaar de al te kromme neus een beetje bij. Daarna brak hij een arm af, die hij tot een worstje kneedde. Deze kleine cilinder van springstof duwde hij in het slot van de deur waarachter zijn collega Chopin gevangen werd gehouden, zij het niet lang meer.
Het laatste overgeleverde kunstwerk van Mouezy-Eon, die als spion op dat moment vrijwel de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt, is een reeks potloodschetsjes, gemaakt tijdens een autorit per limousine door de voorsteden van Parijs. Ook in deze reeks staat weer de vluchtigheid van de omgeving centraal. Over deze schetsjes stelt Chopin: ‘Geen enkele vorm en geen enkele achtergrond was duidelijk, alles was wazig.’ Zo zal Mouezy-Eon de eeuwigheid in gaan: als de vormgever van het vormloze. [MdH]
- Jean Echenoz, Lac, 1989
[Lemma uit Koen Brams, Encyclopedie van fictieve kunstenaars (Nijgh & Van Ditmar, 2000), © Martin de Haan]