Hij was klein, tenger, van Portugese afkomst en ooit jood geweest. Colerus vermeldt dat hij zijn dagen sleet gehuld in een vlekkerige kamerjas, waarover hij was gekapitteld door een raadsheer van de stad Amsterdam. Hij had grijze schoenen met zilveren gespen. Zijn kousen waren van gekeperde wol. Hij droeg een zwart Turks bovenkleed, een befje, een zwarte mof.
Zijn bibliotheek bevatte honderdzestig boeken. Hij sleep glas voor astronomische verrekijkers en voor de tubes van microscopen. Zijn dagelijkse uitgaven bedroegen vier en een halve stuiver. Zijn maaltijd bestond uit met boter aangemaakte melkpap en een kan bier. Wijn kocht hij in ter waarde van tien halfpinten per maand.… > Lees verder