Poëzie vertalen is een heikele zaak. Vooral metrische en rijmende poëzie levert in vertaling maar al te vaak een bedroevend resultaat op, om een voor de hand liggende reden: hoe nauwer de vaargeul, hoe groter de kans dat het schip strandt, en vormvaste poëzie geeft de vertaler minder ruimte dan welke andere vorm van literatuur dan ook. Ik ken geen enkele metrische en rijmende vertaling die mij als tekst volledig overtuigt: rijmdwang, antimetrische verzen, lelijke parafrases, ook de allerbeste vertalers van dit soort poëzie ontkomen er niet aan. Toen ik onlangs in de gebruiksaanwijzing van Tovertaal las dat het programma ook rijmend en metrisch kon vertalen, was ik dan ook buitengewoon sceptisch, hoe verbluffend de verdere vertaalprestaties van het ding ook waren.… > Lees verder
Tovertaal 3: De zoekgeraakte tijd
Marcel Proust, wie kent hem niet. Zijn meesterwerk, de megaroman Op zoek naar de verloren tijd, wordt deze zomer herdrukt in een goedkope editie (7 delen in cassette, 3472 pagina’s, € 69,50) in de onvolprezen en zwaar bekritiseerde vertaling van het trio C.N. Lijsen, M.E. Veenis-Pieters en Thérèse Cornips, dus vanaf nu is zelfs de prijs geen excuus meer. Maar de Nederlandse Proust is de Franse niet, verzekeren de snobs ons, en ze hebben nog gelijk ook: een vertaling kán niet identiek zijn aan het origineel. Gelukkig maar, trouwens, want nu kunnen we tenminste nog hopen dat er ooit een tweede Proustvertaling zal komen, en een derde, en een vierde – die niet per se beter zullen zijn, maar in ieder geval een andere visie op de tekst zullen geven.… > Lees verder
Tovertaal 2: Trouwen doe je omdat je van elkaar houdt
Citaten in een literair werk zijn voor een vertaler altijd een reden om extra alert te zijn. De auteur laat een vreemde stem spreken in zijn eigen tekst, er vindt een stijlsprong plaats, de doorgaande beweging wordt onderbroken. Voor de gebruiker van Tovertaal vormen citaten dan ook een prachtige gelegenheid om zich uit te leven in de wat woestere stijlexperimenten. Ik werk nu ruim drie maanden met het programma, het ambachtelijke vertaalwerk kan ik inmiddels volledig aan Tovertaal overlaten, de snelheid overtreft mijn stoutste dromen, maar hele dagen achtereen alleen maar pagina’s scannen is ook niet alles, dus elk citaat dat ik tegenkom koester ik als een kleinood.… > Lees verder
Reactie op Winibert Segers en Henri Bloemen
Laat ik me eerst even voorstellen: ik ben men, ook wel ‘de andere tekst’ geheten. Winibert Segers en Henri Bloemen zien vanuit hun ideeënhemel op mij neer en constateren meewarig dat ik een man ben. Dat wist ik zelf ook al, alleen wist ik niet dat ik me ervoor moest schamen – weer wat geleerd.
Waar hebben we het over? Over de reactie van Segers en Bloemen op mijn stelling in het vorige nummer van Filter. Achtereenvolgens bestrijden zij dat vertalen een kern heeft, dat het uitgaat van overeenkomst, dat het vergelijkbaar is met het uitvoeren van muziek, dat het te maken heeft met het lijf van de vertaler, en dan vergeet ik er vast nog een paar.… > Lees verder
Tovertaal 1: Laten we de dingen beter maken
Over de (on)mogelijkheid van een vertaalmachine is veel gezegd en geschreven. Zelf heb ik altijd tot de sceptici behoord. Ik herinner me nog heel goed hoe Philipstopman Cor Boonstra in een interview verklaarde dat we binnen enkele jaren een apparaat konden verwachten dat zelfstandig teksten in keurig Nederlands zou kunnen vertalen. Dat moet in 1996 of 1997 zijn geweest, en ik versnipperde de krant waarin die blaaskaak zijn beweringen deed met een schampere schaterlach in de kattenbak. ‘Philip, stop, man!’ riep ik nog. Inmiddels zijn we enkele jaren verder, en wat blijkt? Boonstra had gelijk, hij was geen blaaskaak maar een nuchtere frontrunner die met voorkennis van zaken sprak.… > Lees verder
De Franse letterkunde bestaat niet (in Nederland)
… > Lees verder‘Begin februari in Amsterdam. Op de halfjaarlijkse boekbeurs Vers voor de Pers zit uitgever Wouter van Oorschot, zoals altijd met een blik in de ogen die weinig goeds voorspelt, achter zijn tafeltje. Nu de gekte rond Het Bureau van Voskuil is gaan liggen, lijkt het of Van Oorschot even een adempauze neemt. Slechts een handvol nieuwe titels ligt in dummyvorm voor. Eén daarvan is In de hemel zoals op aarde van Jean Rouaud. (..) ‘Daarmee is zijn cyclus klaar?’, vraag ik, behoorlijk overbodig maar je moet wat. De uitgever knikt en vraagt: ‘Heeft u de andere vier gelezen dan?’ Na het bevestigende antwoord mijnerzijds, bast hij: ‘Dan bent u een van de weinigen.’