web analytics

Georges Simenon, Manesteek, nawoord

In de zomer van 1932 maakte Georges Simenon een reis van drie maanden door Afrika, van Egypte langs de evenaar in westelijke richting. Hij bracht onder meer vijf dagen door in Matadi, aan de monding van de Congo, waar zijn jongere broer Christian havenmeester was.

Nog datzelfde najaar verscheen, in de stijl van grote reporters als Albert Londres en Joseph Kessel, een zesdelige reportage in het geïllustreerde tijdschrift Voilà, getiteld ‘L’heure du nègre’, met als ondertitel: L’Afrique vous parle: elle vous dit merde. Simenons biografen hebben gesuggereerd dat de bijtende toon van die artikelenreeks mogelijk was ingegeven door broedernijd; alsof Georges zijn jongere broer, de lieveling van moeder Henriette, op zijn nummer wilde zetten door weer te geven hoe treurig diens leven in werkelijkheid was.… > Lees verder

Forme ou vent : TRAMUNTANA

Le noir : absence de lumière. Si photographier veut dire écrire avec la lumière, c’est donc sur la page noire que ça commence. S’y tracent alors – dans le temps, c’est-à-dire dans le mouvement, si infime qu’il soit – des formes et des tons.

C’est dans la nuit (qu’elle soit réelle ou « américaine ») et ses lisières que le désir de naître, la lutte entre forme et vent, sont palpables pour l’œil humain. On devine, on essaye de mieux voir, une image potentielle se dessine.

Cette série, réalisée sous l’aimable direction de Richard Dumas, est ma troisième avec Eyes In Progress qui porte bien son nom.… > Lees verder

Roland Barthes, ‘Wat is sport?’

Wat is dat toch, de behoefte van die mensen om aan te vallen? Waarom worden mensen onrustig van dit schouwspel? Waarom leven ze zo intens mee? Waarom die nutteloze strijd? Wat is sport?

 

De corrida is nauwelijks een sport, en toch is het misschien het model en de limiet van alle sporten; de ceremonie is sierlijk, de gevechtsregels zijn streng, de tegenstander is sterk, de mens is kundig en moedig – onze moderne sport is helemaal aanwezig in dit schouwspel uit een ver verleden, een erfenis van oude religieuze offerrituelen. Maar dit theater is een neptheater – hier wordt echt gestorven.

> Lees verder

De innerlijke moeilijkheidsgraad

Afgelopen zaterdagnacht om halftwee had ik eindelijk het boek af waaraan ik al sinds de zomer fulltime werk, en waarvan ik samen met de uitgever had gehoopt (en afgesproken) dat het al anderhalve maand eerder af zou zijn. Maar het is nog op tijd af om na een ultrakorte en toch bijzonder zorgvuldige productie precies op het juiste moment te verschijnen, vlak voor de Boekenweek.

Sérotonine is de zevende roman van Michel Houellebecq die ik heb vertaald, en het tiende of twaalfde boek, afhankelijk van hoe je telt. De titel leverde nu eens weinig problemen op, na Onderworpen (waarover ik nog steeds verontwaardigde reacties krijg van mensen die niet snappen dat het dominant passieve Soumission, de letterlijke vertaling van ‘islam’ – ‘overgave’ – niet zomaar kan worden vertaald met het dominant actieve Onderwerping, en trouwens ook niet met het uitsluitend passieve én foeilelijke Onderworpenheid; enfin, breek me de bek niet open), Mogelijkheid van een eiland (waarom is het lidwoord van La Possibilité d’une île niet vertaald?)… > Lees verder

Vertalen in de toekomst (bis)

In 2002–2003, toen ik voor het eerst een column voor Filter mocht schrijven, wijdde ik de eerste vier stukjes aan een nieuw soort vertaalmachine, Tovertaal® (‘de totale vertaaloplossing’), die blijkens mijn grondige tests tot verbluffende prestaties in staat was. Een lastige zin van Proust werd beter opgelost dan door een menselijk driemanschap, een sonnet van Raymond Queneau werd smetteloos rijmend en metrisch in het Nederlands herschapen en een passage van de negentiende-eeuwse filosoof Auguste Comte werd op commando in de meest uiteenlopende stijlregisters vertaald, van zwaar negentiende-eeuws filosoferig (‘In aanmerking genoomen dat de unio domestica bepaaldelijk op geneegenheid en erkentelijkheid is gefondeerd, is zij door haare loutere existentie inzonderheid geroepen om onmiddelbaar ’t geheel onzer affectieve aandriften te bevreedigen, los van iedre gedachte aan eene werkzaame, gestadige coöperatie met eenigerlei doel, behoudens dat haarer eigen instandhouding’) tot vlot hedendaags (‘Trouwen doe je omdat je van elkaar houdt en elkaar dankbaar bent.… > Lees verder

‘Hooggeachte Herman,’

 

 

Ronse, 7 mei 2020

 

Hooggeachte Herman,

U beschrijft mijn uitzicht.

In ‘Bij mijn venster’ maken op een heerlijke junimiddag omstreeks 1820 de Franse dichteres Marceline Desbordes-Valmore en de eveneens Franse schilder Jacques-Louis David een tochtje per rijtuig richting Alsemberg en Beersel, naar een belvédère boven de Zennevallei. Ze stijgen af ‘ter plaatse genoemd Jeruzalem op Kesterbeek’, een ‘steile heuvel vanwaar men het hele panorama kan bestrijken’. Waarna u de lezer onthaalt op een vier pagina’s lange, lyrische beschrijving van uw eigen Beerselse uitzicht. ‘Het geweldigste is de lucht, de ruimte die massaal op de bonte bodem staat, veel kleuriger dan hij, en die verschiet in bedwelmende verten…’ Voor het zover is, reist Desbordes-Valmore per postkoets van Parijs over Rijssel naar Brussel; u laat haar ‘dalen in de ruime Scheldevallei, en dan, Doornik voorbij, de Zuidoostvlaamse bergages langs’, landen ‘te Ronse, dat in een kom van koepels verborgen ligt.’… > Lees verder