Ik ben lang geneigd geweest tussen schrijven en spreken een theoretische tegenstelling te zien, omdat ze me niet leken voort te komen uit hetzelfde lichaam. Ik dacht dat spreken uit het lichaam voortkwam als onmiddellijke expressie, als intimidatie of verleiding, kortom als theater. Schrijven daarentegen leek me onttrokken aan al wat verband houdt met het imaginaire (die bekommernis om andermans of eigen imago), omdat het uitgezuiverd is en gebonden aan een heel scala van codes die stuk voor stuk een bemiddelende functie hebben, zoals stijl, beknoptheid, ambiguïteit, en het geduld van de hand, die het denken niet kan bijhouden. Daarom ook zou ik er nooit mee hebben ingestemd een tekst uit te spreken zonder die eerst neer te schrijven: interviews (op bandrecorder) heb ik altijd met tegenzin gegeven (à mon corps défendant: met fysieke afkeer).… > Lees verder
Roland Barthes, ‘Lang ben ik vroeg naar bed gegaan’ (fragment)
Juist hier, op het midden van mijn weg, op het toppunt van mijn eigenheid, heb ik twee lievelingsboeken teruggevonden (eerlijk gezegd heb ik ze al zo vaak gelezen dat ik niet meer weet wanneer de eerste keer was). Het eerste boek is een grote roman zoals die helaas niet meer worden gemaakt: Oorlog en vrede van Tolstoj. Het gaat me hier niet om een literair werk maar om een heftige emotie, een emotie die wat mij betreft haar hoogtepunt bereikt bij de dood van de oude prins Bolkonski, bij de laatste woorden die hij richt tot zijn dochter Marie, bij de verscheurende tederheid waar deze twee mensen op de drempel van de dood door worden aangegrepen, twee mensen die elkaar liefhadden zonder die liefde ooit te tooien met woorden (met gebabbel).… > Lees verder
‘En zelfs een bewering is bij mij een vraag’. Memo Barthes
‘Ik zoek een schrijven dat de ander niet verlamt. En dat toch niet gewoon is. Daar zit ‘m de hele moeilijkheid: ik zou een schrijven willen vinden dat niet verlammend is maar daarom niet meteen een ‘jofele’ toon aanslaat.’ (V, 380) Aldus Roland Barthes in een interview met Bernard Henri-Lévy, verschenen op 10 januari 1977, drie dagen na zijn inaugurale rede aan het Collège de France, waar hij op voordracht van Michel Foucault was benoemd tot hoogleraar in de literaire semiologie. De ander niet doen dichtklappen en tegelijk op je hoede zijn voor een al te familiaire toon; persoonlijke betrokkenheid tonen en toch ook wetenschappelijke strengheid niet schuwen – zulke paradoxale uitgangspunten zijn tekenend voor de paradoxale aard van de man die zich bij zijn publieke intrede in de Parijse wetenschapstempel omschreef als een ‘onzeker’, ‘onzuiver’ subject.… > Lees verder
‘De schrijver is hooguit een opwekker van ambiguïteit’: Roland Barthes
‘Het kwartetje van waarden ziet er dus zo uit: ‘stijf worden’ en ‘los raken’ zijn goede waarden (het gladde, het geoliede, het overgotene zijn gunstig, afdrijven is gerechtvaardigd); maar ‘stollen’ en ‘schiften’ zijn slechte waarden, [onleesb.] wijzen vooruit naar de dood
door mummificatie (reïficatie) of ontbinding.’(onuitgegeven fragment uit Roland Barthes par Roland Barthes, in: Genesis 19/02, p.26)
Roland Barthes hield van chocola en van amfibolieën. Een amfibolie is een soort verbale praline, een gelaagde uitspraak die inspeelt op de potentiële dubbelzinnigheid van een woord. ‘Telkens wanneer hij zo’n woord met dubbele lading tegenkomt, houdt R.B. (…) de twee betekenissen vast, alsof één van de betekenissen naar de andere knipoogt en de betekenis van het woord in dat knipogen besloten ligt.… > Lees verder