Vertalingen. De consumptieve lezer kijkt er dwars doorheen, de literatuursnob leest ze met stellige tegenzin, de recensent (voorzover hij niet in de eerste twee categorieën valt) vindt ze ‘soepel’, ‘vlot’ of ‘houterig’. Over één ding zijn al die mensen het wel eens: vertalingen tellen niet mee. Waarbij ze er gemakshalve maar even aan voorbijgaan dat het beeld dat ze van een buitenlandse auteur hebben, meestal volledig op diezelfde vertalingen gebaseerd is. Arnon Grunberg die Marcel Proust verwijt dat hij niet kan schrijven, is maar één schrijnend voorbeeld.
In de Franse Bibliotheek, de prachtige commerciële flop van Van Oorschot, is nu een vertaling verschenen van een boek dat in het Frans grote indruk op mij had gemaakt: La Demande van Michèle Desbordes. Marianne Kaas, zeker niet de slechtste vertaler Frans die er in Nederland rondloopt, heeft haar werk zeer zorgvuldig en met liefde gedaan, maar u raadt het al: ik herken het boek niet terug. Niet omdat het Nederlands niet ‘soepel loopt’ of omdat vertalingen het per definitie moeten afleggen tegen het origineel, maar domweg omdat deze uitvoering alle kracht uit de roman haalt.
Het verzoek, zoals de Nederlandse titel luidt, is een mooi broos verhaal over een Italiaanse meesterschilder- en architect die op uitnodiging van de Franse koning naar Frankrijk komt en op het landhuis waar hij verblijft een bijzondere band krijgt met de oude dienstbode. Ze ziet hoe hij de anatomie van het menselijk lichaam tekent, ze wacht en zwijgt, en uiteindelijk doet ze haar verzoek, dat de vorm van een aanbod heeft: als zij dood is mag hij haar lichaam gebruiken voor zijn anatomische studies, zoals hij ooit de lijken uit Italiaanse ziekenhuizen heeft gebruikt.
Door allerlei kleine aanwijzingen wordt voor insiders de suggestie gewekt dat de Italiaanse meester in kwestie wel eens Leonardo da Vinci zou kunnen zijn, maar in de Franse tekst komt diens naam geen enkele keer voor. In de Nederlandse vertaling wel, één keer (wanneer de schilder het over zijn vader heeft; de vertaalster heeft de achternaam daar op eigen houtje toegevoegd), en voor wie dat over het hoofd zou hebben gezien is er nog geen man overboord, want de uitgever doet op het achterplat uitvoerig uit de doeken hoe het 64-jarige genie Da Vinci in 1516, drie jaar voor zijn dood, op verzoek van koning Frans I naar Frankrijk is gekomen om diens Loirekastelen uit te breiden en te verfraaien.
Is het een krampachtige poging meer publiek te trekken voor een slecht lopende reeks? Of gewoon een goed bedoelde handreiking aan de Nederlandse lezer? Hoe dan ook, het is tekenend dat noch de uitgever, noch de vertaalster, noch de redactrice van de reeks heeft begrepen dat Desbordes de naam Da Vinci niet per ongeluk verzwijgt. Het verzoek gáát niet over het goddelijke genie Leonardo, maar over een oude schilder die een band krijgt met een oude vrouw. De vraag of zij werkelijk hebben bestaan doet er niet toe, sterker nog, wie die vraag stelt (en beantwoordt) plaatst het boek hardhandig in het anekdotische genre van de geromantiseerde biografie, terwijl de schrijfster nu juist haar uiterste best heeft gedaan om elke schijn van anekdotiek te vermijden.
Dat anti-anekdotische komt ook zeer nadrukkelijk tot uiting in de stijl. In het Frans zijn de zinnen van Desbordes traag meanderende rivieren die de punt, het vastleggende, historiserende leesteken bij uitstek, zo lang mogelijk lijken te willen ontwijken. Dat kan in het Frans vrij gemakkelijk, want net als het Engels biedt die taal een aantal elegante mogelijkheden om zinsdelen met elkaar te verbinden zonder dat de zin topzwaar wordt. Met name het tegenwoordig deelwoord geeft Franse zinnen een enorme rekbaarheid, die vertalers niet zelden tot wanhoop drijft. En in die rekbaarheid ligt ook precies het grote probleem van deze vertaling: de zoekende, onnadrukkelijke zinnen van Desbordes zijn in het Nederlands verworden tot protserige wrochtsels, die alle vooroordelen over typisch Franse gewichtigdoenerij bevestigen.
Een willekeurig voorbeeld. ‘Ze keken naar het glinsterende water dat bijna blauw leek onder de hemel, de trage rivier waarlangs de koningen zich verpoosden en op hun bevel hun huizen verrezen, waar ze in de zomer de zon zagen ondergaan boven zandstranden die even wit waren als de stranden langs de zee, een gelukzalige stroom midden in het land die nergens anders had kunnen liggen dan daar waar de juiste maat leek te zijn uitgevonden die moest ordenen en geruststellen, chaos en rampspoed bezweren.’ De Franse zin, die ik hier niet zal citeren,[ref]Maar hier wel: ‘Ils regardèrent les eaux brillantes presque bleues sous le ciel, le fleuve tranquille où les rois s’arrêtaient et ordonnaient qu’on construisît leurs maisons, voyaient l’été le soleil se coucher sur des sables aussi clairs que ceux de la mer, une coulée bienheureuse au milieu du pays, impensable ailleurs qu’ici où la mesure semblait avoir été inventée pour ordonner et rassurer, apaiser désordres et tourments.'[/ref] vloeit voort als de rivier die hij beschrijft: statig en traag. De Nederlandse zin hotst en botst, zet de lezer een paar keer op het verkeerde been en loopt uiteindelijk vast in een quasi-diepzinnige woordenkraam.
Muggenzifterij? Dat zou het zijn als ik hier begon over de komma’s die de vertaalster stelselmatig vergeet te zetten voor uitbreidende bijvoeglijke bijzinnen (‘ze keken naar het water dat bijna blauw leek’) of over incidentele uitglijders (‘het kasteel ontvouwde zich op de kalkrots’). Maar dat zijn dingen die ook de uitgever zich mag aanrekenen. Nee, waar het mij om gaat is het totale gebrek aan muziek in de Nederlandse tekst, de omslachtigheid die de zinnen aankleeft, de absurde interpunctie en het hortende ritme dat erdoor ontstaat, de akelige neiging om extra woorden toe te voegen, die bijna altijd uit de toon vallen (‘de reizigers’ of ‘de mensen’ in plaats van ‘ze’: de zin is meteen dood). Als informatieoverdracht is de vertaling bijna perfect, maar gelukkig is dat nog altijd niet waar het bij literatuur om draait.
En dus zitten we opgescheept met het zoveelste boek dat eigenlijk beter niet had kunnen verschijnen, alle loffelijke bedoelingen ten spijt. Of dit een reden tot cultuurpessimisme is weet ik niet, ik heb eerlijk gezegd niet de indruk dat de vertalingen van dertig jaar geleden zoveel stijlbewuster waren. Het toont in ieder geval maar weer eens aan hoe belangrijk het is dat het literair vertalen erkenning krijgt als een kunstvorm in plaats van als een verpakkingsbedrijf voor culturele importartikelen.
En Michèle Desbordes? Later in het jaar komt in dezelfde reeks een tweede boek van haar uit, dus mogelijk is nog niet alles verloren. En anders kan Arnon Grunberg er misschien een leuk stukje over schrijven, als kenner van de Franse literatuur.
- Michèle Desbordes, Het verzoek, vertaald door Marianne Kaas. Van Oorschot, 2000.
- Michèle Desbordes, La Demande. Verdier, 1998.
[de Volkskrant, 9 februari 2001, © Martin de Haan]