web analytics

Haar tot hier

‘TUSSEN LANG EN KORT HAAR BESTAAT MISSCHIEN EEN ONDERSCHEID dat op iets interessants zou kunnen wijzen – dat is allang niet meer het geval wanneer het er, als tijdverschijnsel, om gaat bij welke kapper je deze week gezien hoort te worden.’ Aldus Gerrit Komrij in zijn onlangs verschenen Lof der simpelheid. Het feit dat er überhaupt kappers bestaan ‘bij wie je deze week gezien hoort te worden’ is in ieder geval een verschijnsel van deze tijd, hoe onverschillig het misschien ook is bij welke.

‘Lang of kort’ is in de jaren ’80 inderdaad een nietig detail geworden, voor mannen evengoed als voor vrouwen; de kapselkeuze doet zich inmiddels voor als een kwestie van louter individuele smaak, van zuiver esthetische voorkeur. Nauwelijks twintig jaar geleden lag dat anders. De wereld leek toen uiteen te vallen in langharigen en kortharigen, en de kloof tussen die twee categorieën scheen onoverbrugbaar. Langharige mannen produceerden een grootscheepse optische illusie: hun haardracht was een vlag die een zeer enkelvoudige lading dekte, ‘protest’; het vatte alle toenmalige conflicten samen, en was bovendien zelf een bron van conflict. In de jaren ’60 en ’70 was het onderscheid tussen lang en kort haar dus allesbehalve een nietig detail, het illustreerde een veelomvattende strijd tussen vernieuwing en traditie. Het dragen van lang haar gold in de meeste kringen als een subversieve activiteit. Lang haar schraagde een wereldbeeld. Is twintig jaar na dato alleen de mode veranderd? En zo nee, wat hebben langharigen vandaag de dag nog gemeen, behalve de lengte van hun haar? Welke overeenkomsten bestaan er tussen oude hippies, heavy metal-freaks, FC-Den Haagsupporters, rasta’s en mannequins op de Prêt-à-porterbeurs in Parijs – evenzovele individuen van op het eerste gezicht de meest diverse pluimage?

OP HET MOMENT DAT MANNELIJK HOOFDHAAR OP GROTE SCHAAL over de oren begon te groeien, was het al sinds mensenheugenis kort geweest: de ogen en oren vrij, de achterkant van de nek zichtbaar. Kort haar was de regel, een regel waaraan bijna overal in de westerse wereld vanzelfsprekend werd gehoorzaamd. Sinds de zogeheten pruikentijd – 18e, begin 19e eeuw – had het haar geleidelijk een standaardlengte gekregen; een proper hoofd, een gladde kin, daar stad des mannes schoonheid in. En de consensus daarover vormde de context van de ongehoorde stijlbreuk die vanaf ongeveer 1964 door langharigen teweeg werd gebracht. De reacties die lang haar twintig jaar geleden opriep en de discriminatie die langharigen ondervonden, zijn alleen te begrijpen door de alomtegenwoordigheid van het heersende – algemeen voorkomende, dwingend voorgeschreven – eenheidsmodel in de decennia ervoor.

‘Vroeger, in de jaren ’50, dat was de tijd van hard werken en soberheid, dus kappers waren geen haarkunstenaars. Het waren ambachtslui, die ook een muur hadden kunnen metselen. Dus er werd gewerkt, en om het nog erger te maken kregen wij van onze ouders de opdracht mee dat er ‘flink wat af’ moest. En het gezag van ouders was meestal nog wel zo sterk, dat als je bij de kapper kwam en die man vroeg: ‘En, wat moet er gebeuren?’, dat je dan als antwoord gaf: ‘Er moet flink wat af.’

Ook de afgelopen 25 jaar zijn kortharige modellen de meest gangbare kapsels voor mannen gebleven. Het eenheidsmodel heeft zich op kleine variaties na gehandhaafd. Nog altijd bestaat er het algemene gevoelen van een soort grootste gemene deler van de haardracht – mannenkapsels die ‘gewoon’, ‘normaal’ en ‘netjes’ zijn. Daarmee is het eenheidsmodel een bovenhistorische, universele maatstaf voor kapsels, het is de algemeen werkzame ijkmaat voor het keuren en merken van haarstijlen. Het verband tussen mannelijkheid en kort haar of vrouwelijkheid en lang haar is door de verschijning van langharige mannen niet verdwenen, en is nog altijd aanwezig wanneer vrouwen zich een ‘stoer kort koppie’ laten aanmeten, of wanneer mannen ‘romantische lange lokken’ dragen.

Vanaf midden jaren ’60 deed zich een ware uitbarsting voor van haarstijlen die afweken van het eenheidsmodel. De haardracht raakte volledig losgeslagen, van alle stilistische en morele banden ontdaan. De ‘rellen van jewelste’ die zich in die jaren voordeden vanwege lang haar kan men zich vandaag de dag nauwelijks nog voorstellen. Lang haar impliceerde een overtreding: een meer of minder ernstige nalatigheid, een reden tot verontrusting, een klein schandaal.

‘Eigenlijk wou ik mijn haar wat langer laten groeien, maar dat moest je millimeter per millimeter veroveren. Dus in ’67, ’68 dacht ik: ‘Zo lang als ik het nu heb mogen laten groeien krijg ik het vast nooit meer.’ En als ik dan later de foto’s uit die tijd bekeek, dacht ik: ‘Jessus, wat had ik toen een ontzetten kortgeknipt kopje!’ Want het haar dat over je oren groeide, dat dus eigenlijk de graadmeter wanneer je naar de kapper moest. Dus als je haar an de zijkant je oren begon te bereiken, dan werd het al kritiek… En als je haar in je ogen begon te hangen… Echt lang haar, langer dan je oren ofzo, dat je oren helemaal bedekt waren, dat was dan toch wel héél erg. Dat was verschrikkelijk. Dat was het toppunt van ellende voor de generatie die ten strijde trok tegen het lange haar.’

‘Kappersverdriet’ was een van de meer spirituele titels die men langharigen in de jaren ’60 placht toe te voegen, maar met evenveel recht had men sommigen ‘schaarmartelaar’ kunnen noemen.

‘Ik heb altijd een rothekel aan kappers gehad. Op een gegeven ogenblik moest ik naar de kapper toe van m’n moeder. ’n Hoop ruzies thuis, ’n hoop ellende, “je lijkt wel een landloper!”, dat soort toestanden. Maar ik zat in die kapperszaak, en die kerel ging er ineens in rossen… Toen ik terugkwam van de kapper ben ik drie maanden lang de straat niet meer op geweest. Hij had het in zo’n verschrikkelijk model geknipt: kort weet je wel, stoppels, bloempot. Ik ben drie maanden de ziektewet in gegaan. Ik voelde me ontzettend ellendig, oh, als ik in de spiegel keek…’

IN DE OPKOMST EN ONTWIKKELING VAN LANG HAAR bij mannen kunnen grofweg twee fasen worden onderscheiden. Een eerste, tussen 1964 en 1977, waarin de stijl de kenmerken vertoonde van een doelbewuste afwezigheid van stilering en beantwoordde aan een natuurlijke esthetiek. En een tweede fase, sinds 1977, die opvalt door de doelbewuste stilering van het haar, dat de trekken vertoont van een artificiële esthetiek.

In die eerste fase suggereerde de vorm van het kapsel dat er niet was ingegrepen in de natuurlijke haargroei. Die vorm was vaak niets anders dan een ongewijzigde uitgroei van een oorspronkelijk kortharig model, het resultaat van een langdurig verzuim om naar de kapper te gaan. Het model leek nauwelijks met voorbedachten rade te zijn ontstaan: niet de materiële verwezenlijking van een concept, maar de werking van de haarwortels en de wetten van de zwaartekracht. ‘Laat maar hangen’ was het toenmalige motto van de langharigen, en zo kan ook het model zelf worden gekarakteriseerd.

‘Het is zo gegroeid, volgens een bepaald patroon. Zo’n scheiding, of van die lange kuiven, dat heb ik altijd heel onnatuurlijk gevonden. Een soort onnodige, vaak heel lelijke opsmuk van jezelf. Het groeit zoals het groeit. Je hoeft er verder niets aan te doen. Ik heb dus nooit ’s ochtends voor de spiegel gestaan met een kam… Vriendjes, die trokken een scheiding, en dan sloegen ze de helft zó, en de andere helft zó, weet je wel. De activiteit, en het beoogde, dat sprak me totaal niet aan. Haar is een onderdeel van het lichaam, en eigenlijk is het heel onnatuurlijk om daarin te gaan knippen en snijden.’

De sterke toename van baarden in het straatbeeld past in dezelfde stijlkenmerken. Het kweken van een baard betekende meestal zoveel als het zich niet langer scheren; baarden werden niet als zodanig gecultiveerd, bijgeknipt en onderhouden. Snorren werden in die eerste fase van de stijl zelden gedragen, hooguit als onderdeel van een volle baard. Bakkebaarden daarentegen kwamen vrij veel voor, als symptoom van de overgang van het eenheidsmodel naar een langharige dracht; men droeg ze vaak wanneer het haar in de nek al langer was, maar de oren nog vrij. Tegen het einde van de jaren ’60 verdwenen ze grotendeels. Maar ‘afwezigheid van stilering’ moest natuurlijk ook worden gestileerd, en stond niet gelijk met onverschilligheid ten opzichte van het haar. Zo moesten er oplossingen worden gevonden voor een aantal praktische problemen die de onbeperkte groei van het haar met zich meebracht, bijvoorbeeld het probleem van het ongehinderd zicht. Meestal verplaatste zich de scheiding naar het midden van de schedel, waardoor het haar evenwijdig lang beide kanten van het gezicht viel en eventueel achter de oren kon worden gedrapeerd. Soms werd haar dat in de ogen dreigde te vallen (‘gordijntjes voor de ogen’) in een pony geknipt. In beide gevallen ontstond een symmetrisch model, een van de opvallende stijlkenmerken in deze fase, en een van de manier om natuurlijkheid te suggereren. Soms was lang haar aanleiding voor de overname van technieken en hulpmiddelen van haarverzorging die tot dan toe alleen vrouwen gebruikten.

‘Er was één jongen, die had het tot halverwege zijn rug hangen. Dat was dus ook alweer iets uit een andere wereld, dat dat kon. Die had zijn haar een keer laten punten – nou, dat is wekenlang het onderwerp van gesprek geweest, hoe dooie punten uit het haar worden gehaald. Dat wist natuurlijk niemand, want voordat je aan dooie punten toekwam was het er allang weer af. Hij heeft het volgens mij wel tien keer moeten vertellen. Ja, het werd een soort heldendaad, volslagen ridicuul!’

De fase waarin loshangend, schijnbaar ongestileerd haar bij langharigen domineerde duurde tot ongeveer het einde van de jaren ’70. Maar terwijl de stijlkenmerken in die periode constant bleven, veranderden de betekenissen die men aan die kenmerken hechtte: lang haar in 1965 of in 1975, daartussen lag een wereld van verschil. In de eerste fase van lang haar zijn er daarom twee generaties langharigen te onderscheiden. Onder de eerste generatie langharigen had lang haar te maken met een houding van ‘protest’ in de ogen van de buitenwacht althans. Voor de tweede generatie langharigen, die het haar na 1970 langer begonnen te dragen, was lang haar al veel vanzelfsprekender geworden. Langharige kapsels waren nauwelijks nog inzet van strijd; in het leger werden ze toegestaan en de officiële herenmode nam ze over, meer en meer maakte lang haar deel uit van het heersende modebeeld voor mannenkapsels. Langharigen konden worden aangetroffen in alle sociale klassen en in steeds meer verschillende leeftijdsgroepen. Steeds grotere aantallen jongens en mannen droegen in die periode kapsels die natuurlijkheid suggereerden en een zekere mate van ‘laisser-aller’.

‘Ik ben ermee begonnen in een tijd dat het werd ondergebracht bij protest. Dat was fase één, het protesteren. Maar voor mij was het geen protest, ik vond het alleen maar mooi. Dan zeiden ze: ‘Alsje dan niet protesteert, waarom knip je het dan niet af?’ Ik deed het dus ‘om te protesteren’ en werd dus ook behandeld als iemand die protesteert, en kreeg er dus ook de grootst mogelijke moeilijkheden mee. Op een gegeven moment begon iedereen lang haar te dragen. Toen kreeg ik het verwijt naar mijn hoofd dat ik een meeloper was. Dat was fase twee, het meelopen. Want het moest iets betekenen. Lang haar dragen gewoon omdat je daar zin in had was geen optie. Toen niet.’

In de loop der tijd verschoven de symbolische grenzen tussen lang en kort haar. Na 1970 was lang haar ‘tot ruim over je schouders’. Het onderscheid tussen ‘lang’ en ‘halflang’ kwam in zwang, en het eenheidsmodel vormde minder en minder een eenheid. In verwaterde vorm werden in de loop van de jaren ’70 de stijlkenmerken van het lange haar gemeengoed, dezelfde stijlkenmerken die oorspronkelijk een een schrijnende aantasting van bestaande conventies hadden ingehouden. Het is goed mogelijk het zogeheten ‘gedekte kapsel’ te zien als een verre stilistische echo van het hippiehaar.

EIND JAREN ’70 BRAK EEN TIJDPERK AAN waarin heel andere stijlkenmerken de kapsels van mannen zouden overheersen. Een groot aantal mannen liet het haar kort knippen, en bij veel langharigen verminderde over een aantal jaren geleidelijk de haarlengte – een zo diep ingesleten, gewoon en tot gewoonte geworden haardracht veranderde bij de meesten niet van de ene dag op de andere.

‘Toen kwam er een fase dat iedereen het eraf haalde, en toen kreeg ik, maar dan weer van anderen, commentaar: ‘Zou je het er ook niet eens afhalen? Want het wordt nu wel hopeloos ouderwets.’ Ook toen heb ik moeten uitleggen dat het daar dus helemaal niets mee te maken had. Ja, want er lopen inderdaad mensen rond die ik zelf ook wel een beetje als ‘versleten hippies’ zie. Die het hele concept niet hebben aangepast. Onveranderd. Nog steeds bloemetjesjases, de slepende tred, de pluizige baard

‘Het is heel lang taboe geweest, een schaar in de buurt van mijn haar. Omdat ik zo’n hekel heb gehad aan kappers. Dat waren de beulen waar het moest gebeuren, de schoften die mij steeds het haar afsneden. De kapper, dat was een plaats die je mééd. Ik herinner me nog, die eerste keer, bij kapper K., dat ik zei: ‘Ik vind het doodeng om hier te zitten.’

Wat de periode sinds het begin van de jaren ’80 kenmerkt is niet alleen de opkomst van een nieuwe generatie langharigen – mannen die lang haar dragen ondanks een kortharige tijdgeest – maar ook de opkomst van een ander ‘concept’, een nieuwe fase van de stijl. Bijna alle mannenkapsels die de laatste tien jaar zijn opgekomen hebben een artificieel karakter gemeen, een nadruk op doelbewuste stilering; ‘artificieel’ duidt op wat kunstmatig maar ook op wat ‘kunstvol’ is, wat met bedrevenheid wordt uitgevoerd. Niettegenstaande hun nonconformistische bravoure vereisen bijvoorbeeld punkkapsels een regelmatige, intensieve bemoeienis met de verzorging en presentatie van het haar, een liefdevolle zorgzaamheid voor het eigen uiterlijk.

‘Ik heb in die periode enige honderden hippies opgeknapt. Ik zei dan: ‘Zal ik jouw haar eens even knippen? Is het niet de hoogste tijd?’ En dan was ik blij dat al die viezigheid weg was. F., ik zal het nooit vergeten. Héél kort, en een lok van wel twintig centimeter op zijn voorhoord, geblondeerd en helemaal groen. God, wat zag hij er leuk uit, toen.’

In de punkstijl is het artificiële karakter van het kapsel tot axioma verheven. Asymmetrie, kort haar waaraan als dissonant of contrapunt lokken of vlechten zijn toegevoegd, haar getoupeerd of anderszins te berge rijzend, een haast algehele afwezigheid van kin- en bovenlipbeharing, het gebruik van allerlei parafernalia (verf, tondeuses) waarmee het haar wordt gestileerd. Artificiële technieken van verzorging en presentatie blijven echter niet beperkt tot de ritueel toegeëigende kapsels in jeugdculturen, maar tonen zich ook in het officiële modebeeld voor mannenkapsels, en in allerlei op zichzelf nietige details op het gebied van de mannelijke haardracht sinds de jaren ’70: kortharige, rechthoekige kapsels, zorgvuldig onderhouden ‘driedagenbaarden’, bakkebaarden of permanent waves, en ook nieuwere vormen van langharigheid inclusief paardestaartjes of vlechten. Er is sprake van een algehele toename van de investeringen in tijd, geld, moeite en aandacht die jongens en mannen bereid zijn te doen voor hun uiterlijk.

De consumptieve bestedingen aan kappersdiensten door mannelijke ‘haarconsumenten’ stegen dan ook sterk in die periode, een toename die zich tot op de dag van vandaag voortzet. Dezelfde tendens op de cosmeticamarkt. In 1975 bedroeg de totale cosmetica-omzet in Nederland 29,1 miljoen gulden, in 1988 was die gestegen tot 45,7 miljoen, en jaarlijks worden recordomzetten geboekt, die voor een belangrijk deel zijn terug te voeren op de verkoop van herencosmetica. Meer en meer weten jongens en mannen geurtjes, smeersels en sprays op waarde te schatten; hun toegenomen consumptiedrift is een toename van collectieve ijdelheid.

Het enige wat de verschillende categorieën nieuwe langharigen in de jaren ’80 gemeen hebben is dat hun kapsel zelden kan worden verward met dan van ‘oude’, ‘overjarige’ of ‘versleten’ hippies. Geen veronderstelde natuurlijke willekeur van de haargroei, en evenmin een model dat alleen het indammen en afperken van die willekeur beoogt.

‘Soms laat ik het gewoon los. En andere keren toupeer ik het, of laat dat door iemand anders doen. Het is leuk dat je méér dingen met je haar kunt doen. Of ik laat het vlechten. Heel vaak draag ik ook een band in mijn haar, of een sjaal. en dan heb ik nog een paar spelden, hele grote parelmoeren. Ja, op een gegeven moment ga je steeds verder. Met veren, grote veren die ik er dan insteek als een indiaan. Of ik doe mijn haar in een vlecht en omwikkelhet helemaal met rood en zwart leer. Dat wordt dan een hele constructie. En een lange, valse zwarte staart, die ik net van een vriendin heb gekregen. Echt tot hier, weet je wel? Die wil ik ook nog wel een keer.’

Voor haardragers zelf is het onderscheid tussen ‘natuurlijk’ en ‘artificieel’ natuurlijk artificieel, en irrelevant. De vraag is eerder of het haar er netjes of slordig uitziet, dan wel te netjes of te slordig. Zo verhoudt het punkkapsel zich tot de new-wave-coupe zich als slordig tot netjes, terwijl in beide gevallen een onmiskenbare stilering van het haar plaatsvindt. En zo suggereren zowel het eenheidsmodel als de haardos van hippies tot op zekere hoogte natuurlijkheid, maar in het ene geval is netheid troef, in het andere slordigheid.

UITEINDELIJK IS ER WEINIG NIEUWS onder de zon. Het spanningsveld tussen het natuurlijke en het artificiële op het gebied van uiterlijk is een thema dat in de periode 1850-1920 regelmatig opdook in verband met de ontwikkeling van vrouwenmode en de markt voor vrouwencosmetica, zoals Lois Banner heeft beschreven in American Beauty. Ook daar een afwisselende nadruk op het ‘natuurlijke’, binnen het toenmalige feminisme, de reformbeweging en het Victoriaanse puritanisme, en het ‘artificiële’, zoals gepropageerd door de zich snel ontwikkelende schoonheidscultuur.

Langharige mannen delen de laatste 25 jaar met andere woorden meer dan alleen een oppervlakkige gelijkenis met vrouwen. De recente collectieve ijdelheid van mannen zou je kunnen zien als een symbolische omkering van het feminisme: zoals vrouwen in de tweede helft van deze eeuw het openbare leven voor zich opeisen, zo eisen mannen steeds meer het privéleven voor zich op, in het bijzonder hun eigen lichaam. Kortharige vrouwen – in hun verschillende gedaantes ook een intrigerend tijdverschijnsel.

De onbenulligste ditjes en datjes van het allerlaatste koop-kleed- en haarknipgedrag (Komrij) kunnen als metaforen van historische verandering wel degelijk veelzeggend zijn. Komrij verwart de nietigheid van de details, in dit geval de trivialiteit van haardracht in het licht van de Geschiedenis of de Cultuur, met de historische en culturele voorwaarden waaronder die details ontstaan. Zo illustreert hij zelf de tijdgeest die hij wil attaqueren. Mensen die de officiële modes volgen net als mensen die zich er nadrukkelijk van onderscheiden, proberen even doelbewust het beeld te manipuleren dat ze anderen voorhouden. Al die eigenzinnige individuen die ‘zelf wel uitmaken’ hoe ze hun haar dragen hebben hun kennelijke eigenzinnigheid gemeen. Niemand is ijdel zonder de behoefte aan toeschouwers, zonder de wil om gezien te worden. Voorzover jongens en mannen het lichaam hebben ontdekt als een podium waarop ze zichzelf ten tonele voeren, beginnen ze steeds meer op elkaar te lijken. ‘Lang of kort’ is zo bezien inderdaad een nietig detail, maar alles wat vandaag de dag op het gebied van haardracht mag en mogelijk is, is wel door het ‘laat maar hangen’ van de hippies bevochten.

‘Als je ziet, jongen, die provo’s van het eerste uur, als je daar nu foto’s van ziet, dan zijn het hele keurige jongens. Helemaal niet bizar, hun uiterlijk. Wat dat betreft is datgene wat je nú rond ziet lopen volstrekt onvoorstelbaar. Mensen met groen haar! Ergens in het theater misschien, maar dat dat zomaar op straat rondloopt en een uitkering zou kunnen krijgen… Wat er in die twintig jaar aan mogelijkheden bijgekomen is, dat is echt gigantisch.’

De foto’s en interview-citaten zijn ontleend aan een ongepubliceerd doctoraalonderzoek culturele antropologie: Haar tot hier. Langharige mannen in Nederland, 1964-1986.

  • [De Groene Amsterdammer, 11 mei 1988, © Rokus Hofstede]
Print Friendly, PDF & Email