Een pastiche, zegt Van Dale, is een ‘werkstuk in nabootsende stijl, met satirische of kritische bedoelingen’. La Carte et le territoire mondt volgens diverse commentatoren uit in de ‘pastiche van een politieroman’. Die karakterisering is maar ten dele terecht, want hoewel het in deel drie van de roman inderdaad gaat om het politie-onderzoek naar de moord op schrijver Michel Houellebecq, en hoewel de focalisator (zoals de narratologen zeggen) in dat deel niet langer kunstenaar Jed Martin is maar commissaris Jasselin, die het onderzoek leidt, is er van de nabootsing van een politieroman, laat staan van de satire of kritiek op dat genre, geen sprake.
De oplossing van de moord op Houellebecq is niet plotdriven. Het beschreven politie-onderzoek is geen op te lossen raadsel maar lijkt meer op een sociologische studie naar de werking van het Franse politieapparaat of zelfs op een psychologische studie naar de desillusies van een kinderloze commissaris en fin de carrière – die nota bene met pensioen gaat voordat de moordenaar is gevonden. De oplossing komt, jaren later, vrijwel zonder enige aanleiding uit de lucht vallen, en het feit dat een schilderij van Jed Martin bij die oplossing een rol speelt, genereert nergens het soort spanning waar detectives het van moeten hebben. Niet alleen heeft de oplettende lezer de narratieve functie van dat Houellebecqportret al ruimschoots zien aankomen, lang voordat de speurders zover zijn, maar het is bovendien makkelijk om in het relaas van het onderzoek technische inconsequenties aan te wijzen waaraan de auteur van een whodunit zich nooit schuldig zou hebben gemaakt.
Zo telefoneert Jed Martin met Michel Houellebecq tien maanden voordat die laatste wordt vermoord, iets wat schijnbaar voorbijgaat aan de speurders die Houellebecqs telefoonverkeer van het hele jaar voorafgaand aan de moord uitpluizen. Zo ook is Martin aanwezig op Houellebecqs begrafenis, op het Parijse Cimetière du Montparnasse, net als Martins goede kennis, de schrijver Frédéric Beigbeder, maar Martin herkent naar verluidt niemand op die begrafenis en Beigbeder herkent Martin evenmin; tevergeefs fotograferen de speurders de aanwezigen en ondervragen ze Beigbeder; de evidente link met Jed Martin, voor wiens catalogus Houellebecq minder dan een jaar voordien een tekst van vijftig pagina’s heeft geschreven, wordt door niemand gelegd.
Nee, in Michel Houellebecq is geen groot detectiveschrijver verloren gegaan, liefhebbers van triviaalliteratuur kunnen La Carte et le territoire beter ongelezen laten. Wat niet wegneemt dat er in die roman genoeg superieure pastiches te genieten vallen: kunstkritiek, de etnologie van bejaardenhuizen, Wikipediaproza over de huisvlieg of de stad Beauvais, en soms zelfs het werk van de auteur van De wereld als markt en strijd.