Het lijkt een typisch scenario van een tranentrekker: een sympathieke jongeman wordt verliefd op een onschuldig hoertje, probeert haar te bevrijden uit de klauwen van haar minnaar annex pooier, lijkt daarin te slagen als het heerschap in kwestie achter de tralies belandt, maar moet ten slotte lijdzaam toezien hoe haar ex zich na zijn invrijheidstelling opnieuw over haar ontfermt.
De Franse schrijver Charles-Louis Philippe (1874-1909) gebruikte dat (deels autobiografische) scenario voor zijn korte roman Bubu de Montparnasse, nu voor het eerst in het Nederlands vertaald door Zsuzsó Pennings. De stereotiepe rolverdeling en de wat onhandige verteltrant doen aanvankelijk inderdaad het ergste vrezen, maar in plaats van een larmoyant sociaal-realistisch tafereel schotelt Philippe zijn lezer een heel ander soort boek voor: een boek waarin hij de sterkere (de pooier Bubu) niet toevallig laat zegevieren over de zwakkeren (het hoertje Berthe en haar nieuwe geliefde, Pierre), zonder openlijk partij te kiezen voor die laatsten.
De sleutel ligt in de titel. Niet de geliefden Pierre en Berthe, die de hele tijd in de schijnwerpers staan, zijn de ware hoofdpersonen van de roman, maar de ‘kleine maar sterke’ Bubu, wiens schaduw over het hele verhaal hangt. In de slotalinea laat Philippe de jonge, naïeve Pierre, die net zijn liefje weer is kwijtgeraakt aan Bubu, tegen zichzelf zeggen: ‘Je hebt niet genoeg moed om het geluk te verdienen. Ween en sterf! Zelfs al was je alleen, je had in je hemd en op blote voeten naar beneden moeten rennen en om hulp moeten schreeuwen.’ Ondanks de gezwollen taal is de boodschap duidelijk: Pierre heeft zijn pech aan zijn eigen zwakheid te danken.
Voordat hij Bubu schreef, had Philippe De idioot van Dostojevski gelezen. Hij noemt het boek ‘het werk van een barbaar’, maar dat soort barbaren mochten er wat hem betreft meer zijn in een tijd die ten onder ging aan decadentie en maniërisme. De kennismaking met het werk van Nietzsche, een paar jaar na Bubu, trof hem dan ook als een donderslag – in een brief aan een vriend betitelt hij de filosoof met de hamer als ‘een remedie voor al mijn kwalen, een enorme opkikker, die me sterk maakt’. Nietzsche bevestigde ook een intuïtie die hij sinds een tijdje had: je kunt meevoelen met de zwakken, maar evengoed met de sterken.
Het bracht zijn vriend André Gide ertoe om in 1935, een kwart eeuw na zijn dood, te beweren dat Philippe ondanks zijn proletarische afkomst vast en zeker fascist zou zijn geworden. Een zeer boude stelling, als je het meegevoel hebt geproefd waarin hij alle personages van Bubu de Montparnasse onderdompelt. Sterk én zwak.
- Charles-Louis Philippe, Bubu van Montparnasse, vertaald door Zsuzsó Pennings, met tekeningen van Peter van Hugten. Voltaire, 2000.
[de Volkskrant, 7 juli 2000, © Martin de Haan]