Het is stil op Hof/Haan en dat heeft een reden. Wij proberen namelijk uit alle macht de verloren tijd in te halen en onze Proustvertaling tot een goed einde te brengen. Onze uitgever, Athenaeum-Polak & Van Gennep, heeft inmiddels laten weten dat een verschijning van Swanns kant precies honderd jaar na het origineel (dat in 1913 uitkwam) niet meer tot de mogelijkheden behoort – jammer, maar in elk geval geeft dat ons wat meer lucht.
Veel tijd is gaan zitten in de beginzin: ‘Longtemps, je me suis couché de bonne heure.’ Een ogenschijnlijk eenvoudig zinnetje waar zelfs Google Translate wel raad mee zou moeten weten, maar dat valt tegen: ‘Lang, ging ik vroeg naar bed.’ De komma in het Frans weghalen helpt ook niet echt, want dan wordt het: ‘Keer ging ik vroeg naar bed’ (ja, u leest het goed, en de verklaring is waarschijnlijk dat het Engels ertussen zit: time = keer). Maar zoals ik in een commentaartje bij een eerdere post al aangaf, denken we na veel scrabbelen een goede oplossing te hebben gevonden: ‘Er is een tijd geweest dat ik vroeg naar bed ging.’ Het zwaarwegende woordje ’tijd’ staat erin, het zinnetje klinkt net zo eenvoudig als in het Frans, en de kerngedachte van het contrast tussen heden en verleden (voortgekomen uit Tegen Sainte-Beuve) is direct duidelijk. Dat het idee van langdurigheid er niet expliciet in zit is niet erg, want ook in het Frans dient ‘longtemps’ hier gewoon om een onbepaalde tijd in het verleden aan te duiden: niet de duur van die tijd is van belang (Proust heeft het er niet over), maar het contrast ervan met het heden.
Ook andere zinnen vergen veel tijd. Het goede van samenwerken is dat je elkaar scherp kunt houden. Zo is het begin van de moeilijke zin die ik hier eerder besprak na Rokus’ commentaar weer flink veranderd:
Helaas wist ik het niet, maar veel meer dan de kleine dieetzonden van haar man waren het mijn gebrek aan wilskracht, mijn zwakke gezondheid en de schaduw van onzekerheid die ze over mijn toekomst wierpen waar mijn grootmoeder over piekerde tijdens de eindeloze rondwandelingen die ze van ’s middags tot ’s avonds maakte, waarbij wij telkens haar mooie gezicht voorbij zagen komen, schuin ten hemel geheven met zijn gegroefde bruine wangen, die bij het bereiken van de ouderdom haast zachtpaars waren geworden als omgeploegde velden in de herfst, en waar, onder de half opgeslagen voile die ze buiten droeg, altijd een onwillekeurige traan op te drogen lag die er door de kou of door een droeve gedachte was achtergelaten.
En zo zwoegen we nog even voort. Binnenkort hopen we hier een eerste voorproefje van Swanns kant te kunnen plaatsen.