web analytics

Swinging sixties

‘Het Amerikaanse leger heeft altijd iets van een heilsleger: als het merkt dat het zich in een onzekere strijd begeeft, blijft er spoedig niet meer van over dan dolgedraaide technologie, het jammerlijke besef dat het uit iets luchtledigs bestaat.’

Een vreemde gewaarwording, als de historische roman die je aan het lezen bent plotseling over het heden blijkt te gaan. Onmogelijk om niet Amerika’s huidige pogingen tot irakificatie voor je geestesoog te zien passeren bij het lezen van Marc Lambrons Étrangers dans la nuit, verschenen in 2001 en nu door Jan Versteeg vertaald als Vreemdelingen in de nacht. Lambron schreef een onderhoudend drieluik van historische tableaus – Rome 1960, New York 1966 en Vietnam 1967 – die tezamen een fragmentarische kroniek van de jaren ’60 vormen.

De hoofdstukken die zich afspelen in Saigon en later Khe San zijn dodelijk efficiënt: de fysieke ervaring van de oorlog, het geopolitieke machtsspel, de drugs, het geluidsdecor (swob, swob) van granaten en muziek, Lambron weet ze in zeventig pagina’s indringender op te roepen dan menige Vietnamfilm. Maar ook het portret van de sfinxachtige Andy Warhol en zijn gedrogeerde schare volgelingen in The Factory is virtuoos. En de evocaties van de Romeinse jetset anno 1960 roepen onweerstaanbaar Fellini’s La Dolce Vita en in gedachten.

Gefictionaliseerde documentaires zijn Lambrons specialiteit. Eerder schreef hij het eveneens vertaalde L’Oeil du silence, over de Amerikaanse fotografe Lee Miller. Hij maakt graag gebruik van journalistieke technieken: gefingeerde dagboeknotities, transcripties van bandopnames, reportage-achtige beschrijvingen. Ook begiftigt hij zijn diverse vertellers met een uitgesproken voorliefde voor eigennamen. Hordes politici, kunstenaars en muzikanten worden in deze roman bij naam genoemd. Die namen werken als triggers van het onvrijwillige geheugen, ze appelleren aan wat je al wist over de jaren ’60 zonder het te weten.

Je kunt je natuurlijk afvragen of een dergelijke techniek zelf niet tijdgebonden is, te meer omdat het romantische drama waarin Lambron zijn historische tableaus inbedt aan de magere kant blijft. De liefdesgeschiedenis van een Franse journalist met twee Amerikaanse zusjes, de ene een fatale, zelfdestructieve blondine, de andere een strenge, moedige brunette, ontrolt zich langs voorspelbare lijnen. Het lijkt Lambron er vooral om te doen zijn journalistiek-documentaire bravourestukjes ten beste te kunnen geven.

Zoals het een goed journalist betaamt, verdoet Lambron zijn tijd niet met het ontwarren van psychologische kluwens. Zijn stijl is snel en beschrijvend, en ook de lezer moet tempo houden om zich te kunnen laten meevoeren in de roes van de swinging sixties en niet te struikelen over de her en der verstrooid liggende clichés (‘Maar net zomin als steden hetzelfde zijn, keren voorbije seizoenen terug.’). De vakkundige vertaling van Jan Versteeg zal die lezer daarbij niet ophouden, al moet hij soms wel een stijlbloempje missen. ‘Ze wilde de liefde bedrijven’ klinkt een stuk minder psychedelisch dan ‘ze wilde haar bekken voortdurend vastzuigen aan het mijne’.

  • Marc Lambron, Vreemdelingen in de nacht, vertaald uit het Frans door Jan Versteeg, Uitgeverij De Geus, 2003.

[de Volkskrant, 19 december 2003, © Rokus Hofstede]