web analytics

De mythe van de neutrale blik

Volgend jaar wordt hij tachtig: Alain Robbe-Grillet, de man die het Franse literaire establishment een halve eeuw lang tergde met zijn eigenzinnige experimenten. De man ook die de mooiste pr-stunt van de recente Franse literatuurgeschiedenis bedacht: de Nouveau Roman, een vaandel dat een groepje volstrekt verschillende schrijvers (Claude Simon, Nathalie Sarraute, Marguerite Duras en nog een paar) in staat stelde hun eigen stijl verder te ontwikkelen onder de beschermende paraplu van de kleine uitgeverij Minuit.

Die man, die in 1994 zijn pseudo-autobiografische trilogie Romanesques voltooide en daarmee zijn oeuvre dacht te hebben afgerond, kwam dit jaar plotseling nog op de proppen met een nieuw boek, veelzeggend La Reprise geheten. De roman werd in oktober aan de tweede longlist van de Prix Goncourt toegevoegd (voor de grap, zo gaf jurylid Michel Tournier achteraf toe), haalde de shortlist en kreeg vervolgens geen enkele stem. Pikant detail: de uiteindelijke winnaar, Rouge Brésil van Jean-Christophe Rufin, is een perfecte illustratie van het type literatuur waartegen Robbe-Grillet zich vijftig jaar lang met hand en tand teweer heeft gesteld: de roman à la Balzac en Zola met zijn alwetende, volledig betrouwbare verteller.

Over het werk van Robbe-Grillet zelf doen nog altijd de hardnekkigste misverstanden en clichés de ronde. Vooral de door niemand minder dan de beroemde semioticus Roland Barthes gelanceerde mythe van de geometrische, neutrale, volstrekt objectieve beschrijver Robbe-Grillet is onuitroeibaar, terwijl de auteur toch al sinds de jaren vijftig benadrukt dat zijn romans precies het tegendeel beogen, namelijk het bereiken van de uiterste vorm van subjectiviteit: de roman als troebele blik op een troebele wereld.

Maar gelukkig voor hen die aan de romans zelf niet genoeg (of te veel) hebben is er tegelijk met La Reprise ook een dikke bundel met essays, lezingen en interviews verschenen, Le Voyageur geheten, met een dubbele knipoog naar de oorspronkelijk onder die titel geschreven roman Le Voyeur (1955) en naar een van de twee hoofdpersonen van La Reprise. Meteen in het eerste opgenomen interview, daterend uit 1959, legt Robbe-Grillet zijn kaarten op tafel: ‘Ik heb me nooit proberen af te wenden van de menselijke wereld. In sommige van mijn romans komen weliswaar veel dingen voor, maar altijd werden die gezien door een mens – niet door een neutrale blik, maar door een mens die zeer sterk onderhevig was aan menselijke driften.’

Le Voyeur (letterlijk ‘hij die ziet’) is een mooi voorbeeld van zo’n door en door subjectieve roman. Kon Roland Barthes die subjectiviteit nog negeren, verblind als hij was door zijn eigen utopie van een volstrekt neutrale schrijfstijl, wie het boek tegenwoordig leest kan er niet omheen: het ogenschijnlijk objectieve verhaal is gelogen of althans onvolledig, want Matthias, de hoofdpersoon door wiens ogen we kijken, moet wel de lustmoord op het meisje Jacqueline hebben gepleegd. Sinds Darwin, Freud en Marx weten we dat de mens niet het volledig rationele wezen is waarvoor hij zichzelf altijd had aangezien, en Robbe-Grillet trekt daaruit de consequenties voor de roman: zijn vertellers hebben zichzelf niet in de hand, ze liegen en manipuleren, want wie de macht over de tekst heeft, heeft de macht over de wereld.

In zijn latere werk trekt hij die lijn nog verder door. Daarin betwisten verschillende vertellers elkaar de macht over de tekst, en dat is ook in La Reprise het geval. Twee vertellers, die beide geheim agent van beroep zijn en voortdurend van identiteit veranderen (al dan niet met behulp van een valse snor), proberen elkaar de loef af te steken om de gunst van de lezer te verkrijgen, dat wil zeggen: om als betrouwbaar door te gaan. Dat gevecht is zeer komisch, alleen al door zijn vorm: verteller nummer twee dringt het relaas van verteller nummer één binnen met behulp van voetnoten (die niet onder aan de pagina maar aan het eind van de alinea staan), die in de loop van het boek steeds langer en talrijker worden.

Maar niet alleen de vertellers vechten om de macht over de tekst, ook de schrijver zelf is geen alwetende schepper die de touwtjes strak in handen heeft. In een prachtige, zes uur lange interviewreeks die onlangs op dvd is verschenen bij een kleine Brusselse uitgeverij, vertelt Robbe-Grillet hoe hij sinds de late jaren vijftig schrijft: zonder vooropgezet plan, met alleen een beeld in zijn hoofd van de wereld waarin het boek zich moet afspelen. Na een aantal bladzijden te hebben geschreven maakt hij van zijn kladversie een netversie en vanaf dat moment ligt alles vast, alleen aan de stijl mag nog worden geschaafd.

Die werkwijze dwingt de schrijver soms tot het nodige kunst- en vliegwerk, en dat is natuurlijk precies de bedoeling. In La Reprise vergist Robbe-Grillet zich eerst wanneer hij de Berlijnse Friedrichstraße laat uitkomen in de Franse bezettingszone. Later beseft hij zijn fout, die hij snel verteller één in de schoenen schuift: deze zou zich hebben vergist doordat hij de twee Berlijnse vliegvelden met elkaar verwarde en daardoor de plattegrond van de stad verkeerd voor ogen had. Maar verteller twee gelooft daar niets van: nummer één kent de stad heel goed, dus hij kan onmogelijk zijn vergeten dat de Friedrichstraße in de Amerikaanse zone uitkomt. En zo leidt een ‘objectieve’ fout van de schrijver tot een extra spanningselement in de strijd om de geloofwaardigheid.

Net zomin als de verteller(s) is de schrijver dus een objectieve, neutrale, berekenende instantie die de tekst volledig onder controle heeft. Het boek dat hij schrijft is een product van zijn lichaam, zijn subjectiviteit, met alle tegenstrijdige krachten die daarin werkzaam zijn. Dat geldt natuurlijk voor iedere schrijver, zelfs voor schrijvers van het type Balzac, die alles onder controle menen te hebben, maar Robbe-Grillet maakt het tot de inzet van zijn hele onderneming. ‘Ik heb nooit over iets anders geschreven dan over mezelf’, zei hij in 1986 na de verschijning van Le Miroir qui revient, het eerste deel van Romanesques. Voor sommigen leek (en lijkt) dat vloeken in de kerk, maar in feite is het niet meer dan een pesterig geformuleerde evidentie.

Hoe schrijft hij dan over zichzelf? Zoals iedereen: door zijn eigen demonen in het middelpunt van zijn werk te plaatsen. Het voortdurend terugkerende dubbelgangermotief, de verwarring tussen links en rechts, de talrijke sadomasochistische scènes: het zijn allemaal elementen die rechtstreeks zijn ontleend aan de obsessieve voorstellingswereld van de mens Alain Robbe-Grillet. Binnen de tekst gaan ze uiteraard hun eigen leven leiden, maar de subjectieve oorsprong ervan wordt nooit verhuld. De auteur is niet dood, zoals een ander cliché over de Nouveau Roman beweert. Hij is juist levendiger dan ooit: tegenstrijdiger, subjectiever, obsessioneler – menselijker. Hij is alleen geen God meer.

In La Reprise komen al die obsessies en fantasieën nog eens in geconcentreerde vorm terug: ook in die zin is het een echte reprise. Er worden jonge meisjes gemarteld, de verteller ontmoet zijn dubbelganger (namelijk de andere verteller, die zijn broer blijkt te zijn), en net als in Robbe-Grillets tweede roman, Les Gommes (1953), wordt de plot gestructureerd door de Oedipusmythe: vadermoord en incest. Dat betekent overigens niet dat La Reprise meer van hetzelfde is. Robbe-Grillet is zichzelf altijd op een verrassende manier blijven vernieuwen, en misschien is de stap die hij met zijn nieuwe roman heeft gezet wel de grootste ooit: hij pasticheert zichzelf, zijn eigen vroegere werk, en ontsnapt daardoor aan de herhaling van het reeds bekende.

La Reprise is duidelijk een boek van nu. Niet omdat het beter of slechter is dan de boeken die veertig jaar geleden werden geschreven, maar omdat de auteur laat zien dat de tijd ook voor hem niet heeft stilgestaan. Van zijn jongere collega Jean Echenoz, een van de groten van de Franse literatuur van dit moment (er is net een prachtig boekje van hem verschenen ter nagedachtenis aan hun beider uitgever, Jérôme Lindon), wordt vaak beweerd dat hij is beïnvloed door Robbe-Grillet, maar het omgekeerde kan nu evengoed worden gezegd. Aan het begin van La Reprise is sprake van ‘verscheurde oude gordijnen die hun best doen om het raam te verbergen’, een omschrijving die zo bij Echenoz lijkt weggelopen en vroeger ondenkbaar zou zijn geweest bij de strenge Robbe-Grillet (die er fijntjes op zou hebben gewezen dat gordijnen geen wil hebben).

Eveneens van Echenoz lijkt Robbe-Grillet de lichtheid van zijn roman te hebben geleend. In een opmerkelijke passage beschrijft verteller nummer één, die vanuit een huis een moord moet gadeslaan, hoe hij zich al wachtend een indrukwekkende beeldengroep voorstelt op de lege sokkel voor zijn raam. Het slachtoffer komt aanlopen, het beeld verdwijnt, de moord wordt gepleegd en het beeld verschijnt weer, dat voor de aandachtige lezer probleemloos herkenbaar is als een scène uit de Oedipusmythe. En zo wemelt La Reprise van de ludieke verwijzingen, die het pasticherende karakter van het boek onderstrepen: humor à la Robbe-Grillet.

Twintig jaar lang schreef hij geen roman. Misschien is La Reprise wel zijn laatste boek. Alain Robbe-Grillet heeft namelijk één zeer gezonde eigenschap die hem onderscheidt van veel collega’s: hij kan heel goed leven zonder te schrijven.

  • Alain Robbe-Grillet, La Reprise. Minuit, 2001.
  • Alain Robbe-Grillet, Le Voyageur – Textes, causeries et entretiens (1947-2001). Christian Bourgeois, 2001.
  • Alain Robbe-Grillet, Jeux de mémoire – Entretiens avec Benoît Peeters. Les Impressions Nouvelles, 2001.

[de Volkskrant, 30 november 2001, © Martin de Haan]

Print Friendly, PDF & Email