Een paar dagen geleden zag ik op televisie de Bekende Vlaming en wetenschapsjournalist Dirk Draulans college geven over Darwin en de evolutietheorie. De man stak zijn anti-creationistische betoog af met het heilige vuur van een prediker, maar dan wel eentje die het zich kon veroorloven zijn preek te larderen met grapjes (van het type: was Herman Brusselmans een aap, dan zou hij in de wedijver om wijfjes kansloos zijn).
Veel werk maakte Draulans van het thema van de gedragsverschillen tussen mannen en vrouwen. De pauwenstaart kwam langs als voorbeeld van de bekende mannelijke hanigheid, die zoals u weet alles te maken heeft met de maximalisatie van voortplantingskansen. Maar ook hedendaagse verschijnselen als de demping van mannelijke agressie, de opwaardering van het vaderschap en de opkomst van nieuw samengestelde gezinnen werden door Draulans moeiteloos in verband gebracht met de wil van de – mannelijke en vrouwelijke – genen.
Doorgaans sta ik redelijk argwanend tegenover dergelijke sociobiologische speculaties, waarbij maatschappelijke verschijnselen in een handomdraai worden gelinkt aan hun biologische randvoorwaarden, maar toch deed die pauwenstaart me wel wat. Ik moest meteen aan deze vertalersblog denken. Immers, literair vertalen wordt overwegend door vrouwen beoefend; staan hier niet opnieuw twee uitsloverige haantjes duchtig met hun staartdekveren te pronken?
Mannen zijn door de bank genomen ambitieuzer en competitiever dan vrouwen, of dat nu wel of niet in hun genen besloten ligt, en het zou vreemd zijn als dat voor vertalers niet gold. Onder de vertalers die het licht van de schijnwerpers niet schuwen, vind je relatief veel mannen; mannen ambiëren vaker het vertalen van prestigieuze auteurs, en ook richten ze zich vaker op zichtbaarheid verhogende nevenactiviteiten als het bedrijven van literaire kritiek, het geven van lezingen, het vervullen van bestuursfuncties – of het bijhouden van een blog.
Het bovenstaande kan op suggestieve wijze worden geïllustreerd door twee cijfers. Vijfentwintig van de drieëntachtig Nijhoffprijswinnaars zijn vrouwen, maar in de Werkgroep Vertalers is er op elke drie vertalers maar één man.
Opvallend is daarom eerder dat vrouwelijke vertalers de laatste jaren juist meer op de voorgrond treden. Onder de eerste twintig Nijhoffprijswinnaars, tussen 1955 en 1967, waren er twee vrouwen; onder de laatste twintig, tussen 1989 en 2008, waren dat er maar liefst tien. Ik wil niet speculeren over een mogelijke genetische mutatie bij vrouwelijke vertalers – al zou de wereld er zeker kleuriger op worden als ook de pauwhennen voortaan met bonte staarten zouden staan te pronken. De toename van vrouwelijke Nijhoffprijswinnaars kan evengoed worden gezien als een verlaat effect van de tweede feministische golf, waardoor meer vrouwelijke vertalers niet schromen de lat hoger te leggen en waardoor ook de samenstelling en het blikveld van de betrokken jury’s is verruimd.
Overigens is die laatste ontwikkeling nog relatief. Voor het vertalersnummer heeft de Tirade-redactie, naar ik me heb laten vertellen, een zeer ruim bestand aan vertalers aangeschreven; zeven vrouwen en zeventien mannen hebben gereageerd.
[Verschenen op de website van Tirade, 9 juli 2009, © Rokus Hofstede]