Henri Meschonnic, zo bleek uit het voorgaande, was een man met een missie. Hij trok met grote felheid ten strijde tegen ingeburgerde opvattingen over taal en vertaling en schroomde niet daarbij het gros van de bestaande theorieën dienaangaande naar de schroothoop te verwijzen. Meschonnic, die zichzelf in Éthique et politique du traduire met een tegen molens vechtende Don Quichot vergelijkt, wilde niets meer of minder dan de Griekse ‘traditie van het teken’ vervangen door de Hebreeuwse ‘traditie van het ritme’. Zijn werk is diepzinnig en radicaal – maar ‘radicaal’ en ‘ridicuul’ liggen soms niet ver uiteen. Cioran schreef al dat diepzinnigheid voorbehouden is aan wie er niet voor terugschrikt zich belachelijk te maken.
Meschonnic was bij leven hoogleraar taalkunde aan de universiteit van Vincennes-Paris 8 en gold lang als een einzelgänger in de Franse academische wereld. Behalve auteur van een omvangrijk taaltheoretisch oeuvre was hij een uiterst productief dichter en vertaler. Hij legde zich vooral toe op het hervertalen van Bijbelteksten uit het Hebreeuws, vanuit de overtuiging dat die teksten nooit deugdelijk in het Frans zijn omgezet (terwijl de Duitsers de lutherse Bijbel hebben en de Engelsen de King James Version).
Laat ik een klein voorbeeld geven van Meschonnics aanpak. In 1970 publiceerde hij vijf oudtestamentische Bijbelboeken, vertaald uit het Hebreeuws in het Frans, Les Cinq Rouleaux [De vijf Schriftrollen]. Prediker 7:1 is een spreekwoord, waarvan de strekking luidt: ‘Een goede naam is goud waard’. Het origineel bevat een klankspel: tov sjem / misjemen tov (letterlijk: goede naam / beter dan geurige olie goed). Het woord sjem (naam) keert terug in sjemen (geurige olie), een procédé dat in de retoriek paronomasia heet. Meschonnic citeert een tiental Franse vertalingen en concludeert dat ze geen van alle werk maken van het retorische spel. Zijn eigen vertaling: ‘Plus précieux un nom / qu’un onguent précieux.’
Hoe brengen Nederlandse Bijbelvertalers het ervan af? ‘Beter is een goede naam, dan goede olie’ (Statenvertaling); ‘Een goede naam is beter dan goed parfum’ (Willibrord); ‘Je kunt beter een goede naam hebben dan er alleen maar goed uitzien’ (GNB); ‘Beter een goede naam dan een kostbare geur’ (NBV). Iets van het klankspel is in die laatste vertaling misschien gered in de allitererende ‘g’, maar ontegenzeglijk wordt in alle geciteerde Nederlandstalige versies hoofdzakelijk op betekenisniveau vertaald (Is er een Nederlandse vertaling van de spreuk denkbaar waarin de lekkere geur behouden blijft zonder dat het klankspel teloorgaat? Ik heb even gezocht naar iets met ‘faam’ en ‘parfum’, maar veel leverde dat niet op. Iemand een beter idee?).
Toegegeven, met dit voorbeeld ga ik voorbij aan het al eerder genoemde, voor Meschonnic doorslaggevende punt van de ritmische accenten in het Hebreeuws, de te‘amim. Die kwestie is vanuit zowel historisch als taalkundig oogpunt van een extreme, voor mij niet te behappen complexiteit. Maar uit het voorbeeld blijkt ten overvloede dat ‘ritme’ voor Meschonnic een breder begrip is dan wat er meestal onder wordt verstaan; in navolging van de 19e-eeuwse taalfilosoof Wilhelm von Humboldt spreekt hij vaak ook van ‘energie’. Daaronder valt in zijn ogen vrijwel alles wat we doorgaans rangschikken onder de ‘vormeffecten’, alle structurele eigenschappen van een tekst die bepalend zijn voor tempo, toon, modulatie enzovoort.
Het lijkt erop dat de naam en faam van Meschonnic buiten Frankrijk nog nauwelijks is doorgedrongen, al bestaat er wel een Engelstalig, aan hem gewijd blog, met onder meer een nuttige algemene inleiding op zijn werk. Misschien kan, nu Meschonnic dood is, de receptie van dat werk buiten Frankrijk echt beginnen. Want de spreuk uit Prediker gaat verder: ‘Beter een goede naam dan een kostbare geur, de dag waarop je sterft is beter dan de dag waarop je wordt geboren.’
[Verschenen op de website van Tirade, 3 augustus 2009, © Rokus Hofstede]