web analytics

Primair vertalen (2)

Vertaalvriend Haan en ik werken dezer dagen aan de vertaling (als Perlouse) van de reeks korte verhalen Comment on meurt van Émile Zola. Die reeks schetsen over sterven en begraven in verschillende maatschappelijke standen schreef Zola aanvankelijk in de zomer van 1876 voor een Russisch tijdschrift, Le Messager de l’Europe. Pas in 1881 werden enkele schetsen uit de reeks ook in Frankrijk gepubliceerd. Zo verscheen op 20 juni 1881 in Le Figaro ‘La mort du paysan’. Een jaar later, op 11 juni 1882, verscheen van datzelfde verhaal een anonieme vertaling in De Amsterdammer, onder de titel ‘De Dood van den boer’.

‘Toch las ik van Zola een beschrijving van een boerenkerkhof en een sterfbed en begrafenis van een oud boertje, zoo mooi als of ’t Millets waren’ - Vincent van Gogh aan Anthon van Rappard, 03-07-1883

‘La Mort du paysan’ was geen gering succes. Zola publiceerde het verhaal behalve in de verhalenbundel Le Capitaine Burle (1883) nog driemaal in tijdschriften, de laatste keer in 1895 in La Revue illustrée. Bij die gelegenheid, zo vermeldt een aantekening in Zola’s Contes et nouvelles (Pléiade, Gallimard, 1976), bewerkte hij de tekst intensief. Die laatste versie vertalen wij; over de hele linie is die versie helderder en trefzekerder. ‘Lorsqu’un étranger passe, les femmes allongent la tête, tandis que les enfants, en train de se vautrer au soleil, se sauvent au milieu des bandes d’oies effarouchées’, luidt bijvoorbeeld een zin uit de oorspronkelijke versie. De latere, rijpere versie heeft: ‘Quand un étranger passe sur la route, cela est si extraordinaire, que toutes les femmes allongent la tête, tandis que les enfants, en train de se vautrer au soleil, se sauvent avec des cris de bêtes effarouchées.’ Een zinnetje als ‘Il a une joie dans les yeux’ wordt versoberd tot ‘Il a un clignement de paupières’. Soms ook bevat de laatste versie een expliciterend sfeerbeeld dat in de eerste versie ontbreekt: ‘Quel cimetière paisible, endormi sous le grand soleil!’

Wie schetst dus mijn verbazing toen ik de Nederlandse vertaling van het verhaal uit 1882 erop nalas (te vinden in het historisch archief van De Groene Amsterdammer). ‘Wanneer een vreemdeling voorbij gaat is dat zoo iets bijzonders, dat alle vrouwen hem nakijken, terwijl de kinderen die zich in de zon willen gaan braden, gillend wegloopen als verschrikte beesten.’ ‘Hij knipt met de oogen.’ ‘Hoe vreedzaam is het kerkhof, gestoofd door de felle zon!’

De conclusie is onontkoombaar: de vertaling uit 1882 volgt getrouw de originele tekst uit 1895. De vertaling is zowel chronologisch als kwalitatief primair ten opzichte van het origineel. We hebben te maken met een krasse variant op het door de Oulipianen voorgestelde en onlangs door Pierre Bayard geanalyseerde begrip plagiat par anticipation: de geniale anonieme vertaler van De Amsterdammer voorvoelde de noodzakelijke amendementen die de auteur dertien jaar later, niet lang voor zijn dood in 1902, in een van zijn lievelingsverhalen zou aanbrengen, en voerde die bij voorbaat door.

Hier opent zich voor vertalers een duizelingwekkend perspectief. Zou hun hoogste opdracht erin bestaan hun auteur tegen zichzelf in bescherming te nemen en de onvolmaaktheden weg te werken die die laatste zijns ondanks in zijn tekst achterlaat?

Print Friendly, PDF & Email