En ces temps troubles, nous avons demandé à des autrices et auteurs que nous admirons ce que la notion de courage leur inspirait. Souvenir, micro-histoire, anecdote ou réflexion plus métaphysique : ils sont nombreux à nous avoir répondu. Un feuilleton à suivre dans les prochaines semaines.
Le courage est une forme d’innocence.
Il y a la foi, et il y a le courage. La bravoure et l’imprudence.
Je n’ai jamais été quelqu’un de très courageux. Lorsque je suis l’objet d’un danger, mon corps tremble, chacun de mes muscles se creusent pour abriter la peur.
Je suis en réalité, je crois, incapable de me défendre. Je regarde sans bouger les phares quand les voitures arrivent.
Je coule entre les vagues, je regarde les rayons du soleil transpercer la surface.
J’attends, allongé au fond de l’eau, d’y découvrir d’autres planètes.
Je me saisis d’une chose, c’est que le courage ne s’étale pas toujours où on l’attend.
Sentir les nœuds de son ventre se tordre comme des chiffons qu’on essore en parlant de soi à sa mère est courageux.
La misère est courageuse, bien plus que les armes. Les enfants sont courageux de grandir dans un monde qui ne les attends pas. Les chiens sont courageux de nous aimer encore.
Est courageuse cette fille qui, dans ces rues vidées de leur vie, avance toujours coûte que coûte vers la sienne.
Le courage de pleurer à la mort des amis, celui d’ouvrir ses failles abritant les colères, d’y semer d’autres graines.
Celui qui, petits bouts de nos courages assemblés, sonne et fait dire non. Celui qui avance silencieusement vers une douleur qu’il sait inévitable.
Ainsi plus la peur domine, plus le sens du courage apparaît. Ce que l’on craint nous rendra beau si l’on se lève. Nos frayeurs nous rendent vivant quand il n’y a plus d’autre choix que de les combattre.
Pour gagner en courage il faudrait gagner en peur, car celui qui ne connaît pas la peur est fou. Si ignorer le danger c’est lui offrir son flanc, alors dans ma peur, droite et immobile, je ne le sais pas, mais je fais déjà face. Courage.
In deze donkere dagen vroegen we aan een aantal gewaardeerde auteurs wat ‘moed’ voor hen betekent. De komende weken lees je hier hun antwoorden, in de vorm van een gedicht, een herinnering, een anekdote of een meer filosofische bespiegeling.
Moed is een vorm van onschuld.
Geloof is één ding, moed is een ander. Er is durf en er is onbezonnenheid.
Ik ben nooit een erg moedig iemand geweest. Als ik blootsta aan gevaar, trilt mijn lichaam, graaft angst in elk van mijn spieren een schuilplaats.
Mezelf verdedigen, volgens mij kan ik dat in werkelijkheid helemaal niet. Als de auto’s komen, sta ik onbeweeglijk naar de koplampen te kijken.
Ik zink tussen de golven, ik kijk naar de stralen zonlicht die doordringen onder het watervlak.
Ik wacht, languit op de bodem, tot ik er andere planeten ontdek.
Er is iets wat ik vatten kan, namelijk dat moed niet altijd daar ligt waar je die zou verwachten.
Voelen hoe de knopen in je maag als uitgewrongen doekjes worden aangetrokken wanneer je over jezelf tegen je moeder praat is moedig.
Miserie is moedig, heel wat moediger dan wapens. Kinderen zijn moedig als ze opgroeien in een wereld die niet op ze wacht. Honden zijn moedig als ze nog steeds van ons houden.
Moedig is het meisje dat, in straten waar het leven uit is weggetrokken, hoe dan ook en koste wat het kost voortstapt naar het hare.
De moed om te huilen als vrienden doodgaan, de moed om de scheuren waar je woede zich heeft genesteld open te leggen, er ander zaad te zaaien.
De bijeengeraapte restantjes moed die opklinken en ons nee doen zeggen. De moed die zwijgend maar met open ogen een onvermijdelijke pijn tegemoetgaat.
Krijgt dus angst de overhand, dan groeit navenant de zin van moed. Wat ons bang maakt, maakt ons mooier als we opstaan. Wat ons schrik baart, maakt ons levend wanneer er geen andere keus meer is dan ertegen te vechten.
Om aan moed te winnen zou je aan angst moeten winnen, want wie geen angst kent is gek.
Stelt overmoed zich ongedekt bloot aan gevaar, dan sta ik, in mijn rechte, roerloze angst, zonder dat ik het besef, al pal. Moed (niet opgeven).
- Simon Johannin, geboren in 1993 in de zuid-Franse regio Languedoc, is de auteur van de spraakmakende debuutroman L’Été des charognes (2017, Allia), in het Nederlands verschenen als De zomer van het aas (2019, Borgerhoff & Lamberigts, vert. Rokus Hofstede). Laatst verschenen titels: Nino dans la nuit (roman), Nous sommes maintenant nos êtres chers (poëzie). Het gedicht ‘Courage’ werd vertaald uit het Frans door Rokus Hofstede, voor Passa Porta, Brussel, december 2020.