web analytics

Pierre Michon, Meesters en knechten (fragment)

Dat hij niet alle vrouwen kon krijgen had hem, in zijn jeugd, getroffen als een grof schandaal. Begrijp me goed – zelf kan hij niet meer worden gehoord. Het ging niet om het verleiden; hij had succes gehad, zoals elke man, bij die twee, zeven, dertig of honderd vrouwen die aan elke man zijn toebedeeld, afhankelijk van zijn gestalte en zijn gelaatstrekken, zijn esprit. Nee, wat hem razend maakte, op straat, in de coulissen en de winkeltjes, aan de tafel van allen die hem ontvingen, bij de vorsten en in de tuinen, overal kortom waar vrouwen verkeren, was dat hij niet naar willekeur over een van hen – echtgenote van een mecenas, jong meisje of oude lichtekooi – kon beschikken, haar met zijn vinger kon aanwijzen, waarop zij zou komen en meteen gewillig zou zijn, en hij, na haar ter plekke neergegooid ofwel naar elders meegevoerd te hebben, zijn lust meteen zou bevredigen.… > Lees verder

Cioran, Gevierendeeld, (fragment)

‘U hebt een ruime ervaring, schreef markiezin Du Deffand aan hertogin De Choiseul, ‘maar er is één ervaring die U mist en die U naar ik hoop nooit zult hebben: verstoken zijn van gevoel, en daarbij gekweld worden door het besef niet zonder te kunnen.’

Op het hoogtepunt van de gekunsteldheid vertoonde de achttiende eeuw een nostalgisch verlangen naar naïviteit, naar de toestand waaraan het haar het meest ontbrak. Tegelijk werden naïeve, ware gevoelens beschouwd als het erfdeel van wilden, argelozen of dwazen, ontoegankelijke voorbeelden voor gemoederen die slecht waren toegerust om zich te wentelen in ‘domheid’, in simpele ongekunsteldheid. Als het verstand eenmaal oppermachtig is, keert het zich tegen alle waarden die vreemd zijn aan de uitoefening ervan en verliest het elke verankering in zoiets als de realiteit.… > Lees verder

Pierre Bourdieu, De regels van de kunst (fragment)

‘De lyriek en het vulgaire’ willen ‘versmelten’ betekent het hoofd bieden aan de ondraaglijke en angstwekkende beproevingen van hen wier taak het is tegendelen met elkaar in botsing te brengen. De hele periode dat hij werkt aan Madame Bovary heeft Flaubert het onophoudelijk over zijn lijdensweg, die soms in regelrechte wanhoop verkeert. Hij vergelijkt zichzelf met een clown die een huzarenstukje aflevert en een ‘razende gymnastiek’ moet uitvoeren; hij verwijt de ‘smerige’, ‘vunzige’ materie hem het lyrische ‘brullen’ te beletten en hij wacht ongeduldig het moment af dat hij zich weer kan bezatten aan de schone stijl. Maar vooral zegt hij keer op keer dat hij eigenlijk niet weet wat hij doet, en ook niet wat het resultaat zal zijn van de tegennatuurlijke – in elk geval tegen zíjn natuur gerichte – inspanning die hij zichzelf oplegt.… > Lees verder

Pierre Bourdieu, ‘De goddeloze demontage van de fictie’

Wat de bewustwording van de logica van het spel betreft, en van de illusio die er het fundament van is, heb ik lang gedacht dat die in zekere zin per definitie uitgesloten was, omdat met een dergelijke luciditeit literaire of artistieke projecten zouden neerkomen op een vorm van cynische mystificatie of bewuste misleiding. Tot ik ertoe kwam een tekst van Mallarmé echt tot me te laten doordringen, waarin goed wordt uitgedrukt – zij het op tamelijk obscure wijze – dat de literatuur in objectieve zin een in het collectieve geloof gegronde fictie is, maar ook dat we het recht hebben om aan het literaire plezier vast te houden, tégen alle vormen van objectivering in.… > Lees verder

Pierre Bourdieu, ‘Literatuur en sociologie’

U ziet geen tegenstelling tussen literatuur en sociologie?

Er bestaat allicht een verschil, maar dat verschil moet niet worden opgeblazen tot zoiets als een onwrikbare tegenstelling. Het spreekt vanzelf dat sociologen niet met schrijvers mogen en kunnen wedijveren. Ze zouden het risico lopen ‘naïeve schrijvers’ te zijn, zoals je ook spreekt van ‘naïeve schilders’: schrijvers die onwetend zijn van de geaccumuleerde eisen en mogelijkheden die in de eigen logica van het literaire veld besloten liggen. Maar ze kunnen in literaire werken wel indicaties of oriëntaties voor onderzoek aantreffen die hun door de censuur van het wetenschappelijke veld worden ontzegd – vooral als ze onderworpen zijn gebleven aan de positivistische filosofie die vandaag de dag de sociale wetenschappen beheerst.… > Lees verder

Philippe Blasband, As

Blasband.omslagOp een dag zal ik oud zijn en ook vetter. Mijn haar zal ik kwijt zijn. Ik zal moeizaam lopen, met gebogen rug. De mensen zullen me alleen nog ‘meneer Levy’ noemen en ik zal mijn voornaam vergeten. En op een dag, nog weer later, ga ik dood.

Ik zal een ouwe viezerik zijn. Dan loop ik rond in parken – als parken nog bestaan –, klamp kleine meisjes met geschaafde knieën aan en beloof ze snoepjes. Ik kwijl. Ze trekken hun neus voor me op.

Ik zal een standje krijgen van de politie, of wat voor politie doorgaat in die verre, helaas al te nabije toekomst.… > Lees verder