web analytics

Heimwee naar de mens

Zijn er nog mensen die niets moeten hebben van Houellebecq? Zijn er nog mensen die van Houellebecq geen genoeg kunnen krijgen? Beide categorieën kunnen zich maar beter schrap zetten, want de hadjememaar van de Franse letteren slaat weer toe. La Possibilité d’une île, Houellebecqs nieuwe en naar eigen zeggen beste roman, is niet nog smeuïger dan de vorige. Wel is het een superieure synthese van alles waar Houellebecq voor staat, als schrijver en als fenomeen.

Om met dat laatste te beginnen: La Possibilité d’une île illustreert voorbeeldig waartoe het literaire kapitalisme op dit moment in staat is. Uitgever Fayard kocht Houellebecq voor een recordbedrag weg bij Flammarion, op een manier die aan de voetbalwereld doet denken: Fayard maakt deel uit van de groep Lagardère, actief op audiovisueel gebied, zodat het contract voor de roman er tevens een is voor de filmbewerking, met Houellebecq zelf als gedoodverfd regisseur. Een embargo op de drukproeven, selectief verspreid onder enkele de auteur welgevallige journalisten, doet Parijs en wijde omgeving al maanden gonzen van de geruchten over de roman die dezer dagen tweehonderdduizendvoudig in de boekhandels belandt.

Goed, goed, maar de roman zelf? Die is vintage Houellebecq. La Possibilité d’une île is een visionaire ideeënroman, in het hybride genre dat we van hem kennen, tussen sociologisch essay, zedensatire en sciencefiction in. De onderkoelde stijl, de droogkomische overdrijvingen, de abrupte afwisseling van realistische scènes en technische of wetenschapsfilosofische passages, ze zijn de Houellebecqlezer vertrouwd, net als de tijdgeestgevoelige thematiek: genetische mutaties, vergrijzing, de kwellingen van fysieke aftakeling.

Hoofdpersoon van La Possibilité d’une île is ook ditmaal een izegrim die in velerlei toonaarden zijn haat tegen de mensheid belijdt – behalve in de schaarse momenten dat hij in de liefde kan geloven. Het hedendaagse levensverhaal van Daniel1, een succesvolle komiek, wordt afgewisseld met de commentaren op dat verhaal van Daniel24 en Daniel25, zijn genetische duplicaten, die tweeduizend jaar na hem leven. Daniel1 heeft, zegt hij zelf, zijn carrière gebouwd op de ‘commerciële exploitatie van lagere lusten, op de absurde wijze waarop het Westen wordt aangetrokken door het cynisme en het kwaad’. De samenvattingen van zijn ‘weerzinwekkende sketches’ bieden dan ook alle ruimte voor kwaadaardige spot met de actualiteit – vooral het Israëlisch-Palestijnse conflict is een bron van politiek-incorrect vermaak.

En uiteraard is er aan willige sekspartners geen gebrek in het leven van grootverdiener Daniel, zoals het een man betaamt die beweert zich nooit voor iets anders te hebben geïnteresseerd dan zijn eigen lul en zich uitsluitend in een vrouw goed te hebben gevoeld. Wat niet wegneemt dat zijn levensverhaal vooral bestaat uit een relaas van amoureuze decepties. En uit het toenemende besef dat in onze wereld humor geen uitkomst biedt: de clown is een collaborateur, die alles bij het oude laat en het geluk geen stap dichterbij brengt.

Daniel verlaat de showbusiness en trekt zich terug in Zuid-Spanje. Hij ontmoet er aanhangers van de sekte der Elohimieten, wordt door hen als VIP uitgenodigd. De Elohimieten streven naar fysieke onsterfelijkheid door middel van kunstmatige reproductie. Ze hebben een topwetenschapper ingelijfd die doende is die droom te verwezenlijken. Tot zover weinig nieuws: de Elohimieten lijken als twee druppels water op de werkelijk bestaande Raëliaanse Beweging, en ook in werkelijkheid zijn wetenschappers koortsachtig op zoek naar het overwinnen van de dood en het creëren van ‘transhumane’ of ‘posthumane’ wezens. In de roman heeft het elohimisme een doorslaand succes, en veegt in een mum van tijd alle bestaande geopenbaarde godsdiensten van de kaart.

Het wekt aanvankelijk verwondering dat de ijlhoofdige, obscurantistische oude hippies die het elohimisme aanhangen door cynicus Daniel zo serieus worden genomen. Tot je beseft dat de elohimieten de lachwekkende wegbereiders zijn van een revolutie waarvan ze de draagwijdte zelf niet overzien. Uiteindelijk streven ze precies datgene na waar Daniel1 heimelijk naar hunkert: niet-possessieve liefde, blijmoedige seks, het eeuwige leven.

Maar de echte literaire en filosofische portee van La Possibilité d’une île ligt in het toekomstvisioen dat Houellebecq zijn lezer voorschotelt. Daarmee borduurt hij voort op de slotpagina’s van Elementaire deeltjes, zij het niet zonder de nodige aanpassingen. Houellebecq verlaat in La Possibilité d’une île het idee van reproductief klonen in strikte zin; néo-humains als Daniel24 en Daniel25 worden door genetische duplicatie kant-en-klaar afgeleverd, op volwassen leeftijd. Geen embryonale fase meer, met zijn afstotelijke bijeffecten zoals krijsende babies. Bovendien gaat de technologische revolutie nu expliciet gepaard met een religieus getinte eschatologie; de nieuwe mensen zijn de voorboden van de komst der ‘Toekomstigen’, wier status in het ongewisse blijft. Intussen zijn de restanten van de oude mensheid door nucleaire oorlogen en natuurrampen uitgedund tot groepjes wilden, levend op de ruïnes van de industriële beschaving.

De technische details van de Genetische Standaard Rectificatie zijn opmerkelijk. Nieuwe mensen voeden zich net als planten door middel van fotosynthese, aangevuld met water en kleine hoeveelheden minerale zouten. Ze leven volstrekt afgezonderd in compounds vanwaaruit ze louter virtueel communiceren met hun soortgenoten. Een meer literaire dan wetenschappelijke vondst is dat ze zich hoofdzakelijk bezighouden met het mediteren over het levensverhaal van hun voorganger en het redigeren van hun eigen commentaar: het stijlmodel dat ze daarbij hanteren is dat van de gebruiksaanwijzingen van elektrische apparaten, in het bijzonder de videorecorder JVC HR-DV3S/MS.

Daniel24 en Daniel25 verbazen zich over het leven van hun menselijke voorganger, met zijn ‘bespottelijke en tegelijk tragische’, ‘ongegeneerd sentimentele en openlijk cynische’, ‘in elk opzicht tegenstrijdige’ biografie. Nieuwe mensen leiden een niet-sociaal, onbewogen bestaan, gespeend van aandoeningen als wreedheid en compassie, vreugde en verdriet, verlangen en lust, gespeend van alles wat op humor lijkt.

Maar ook gespeend van geluk. Sommigen verdragen de toestand van contemplatieve stilstand en aseksueel isolement waarin ze moeten leven niet langer. Aangegrepen door nostalgie naar het verlangen verlaat Marie23 haar compound in de hoop daarbuiten vormen van georganiseerd sociaal leven terug te vinden. Ook Daniel25 waagt zich buiten. In een poëtische epiloog volgen we zijn voettocht door het post-apocalytische Spanje. Hij stuit niet op het ‘eiland’ waarvan de ‘mogelijkheid’ in de laatste woorden van Daniel1 werd geopperd, maar op de zee, de grote trooster, de grote vernietiger ook, oorsprong van de menselijke idee van oneindigheid. Daniel25 zal leven van zeewater en de sterren aanschouwen, in het vooruitzicht van een rimpelloze dood.

De fundamentele dubbelzinnigheid van La Possibilité d’une île berust op de voortdurende verschuivingen tussen wat de lezer weet of vermoedt van auteur Houellebecq, de fictionele vervorming daarvan in diens alter ego Daniel1, en de afstandelijke commentaren daarop van Daniels genetische duplicaten. Die constructie stelt duivelskunstenaar Houellebecq in staat de roman op te spannen met een hele reeks contradicties: hunkering naar liefde en laag-bij-de-grondse seks, utopie en anti-utopie, toekomstvisioen en realisme. ‘Het leven begint op je vijftigste, ja; alleen eindigt het op je veertigste’.

Uiteindelijk trekt de schrijver aan het langste eind. Wanneer een wilde het geëlektrificeerde hek van de compound te dicht nadert, wordt hij door de nieuwe mens zonder pardon afgeschoten; het kost weinig moeite daarin een cynische allegorie te zien van de in zijn privileges bedreigde westerse upperdog, die de horden armen aan zijn poort hoort rammelen. Maar is het lot van de nieuwe mens dan zo benijdenswaardig? En wanneer Daniel1 een filmscenario schrijft dat opent met het kapotschieten van babyschedels door de Dwergen Uitroeiings Beweging, ligt het voor de hand dat af te doen als het ziekelijke ressentiment van de oudere tegen de jongere generatie. Maar hekelt Houellebecq de darwinistische strijd tussen de generaties niet juist als een noodlottig tijdsverschijnsel?

Bewondering dringt zich op voor de manier waarop Houellebecq, met Eminem-achtige arrogantie, de torenhoge verwachtingen inlost en zich tegelijk ongrijpbaar weet te maken. Door zijn materiaal te ontlenen aan de biogenetica, de showbusiness of de markt voor glossy vrouwenbladen, lapt hij de cultureel-legitieme onderwerpen aan zijn laars. In één moeite door bewijst hij dat de hedendaagse Franse roman meer kan zijn dan een zoveelste oefening in navelstaarderij.

In La Possibilité d’une île laat Houellebecq de verdwijning van menselijke beschavingen samenvallen met de prognoses van zekere auteurs van ‘speculatieve fictie’ uit het eind van de twintigste eeuw. Of die prognose klopt weten we over een paar duizend jaar.

  • Michel Houellebecq, La Possibilité d’une île, Fayard, 2005.

[de Volkskrant, 2 september 2005, © Rokus Hofstede]

Print Friendly, PDF & Email