web analytics

Georges Perec is geboren

De tweede helft van de twintigste eeuw heeft zijn eigen Proust en hij heet Perec. Een krasse uitspraak, want de autobiografische inspiratie bij Marcel Proust springt in het oog, terwijl Georges Perec (1936-1982) zich niet onmiddellijk heeft doen kennen als chroniqueur van zijn eigen leven. Toch is die analogie helemaal niet zo geforceerd, nog los van het feit dat Proust en Perec beiden behoren tot de grote namen van de twintigste-eeuwse Franse letteren en dat ze in de boekenkast bij elkaar in de buurt staan.

Maar staan ze eigenlijk wel bij elkaar in de buurt? In zijn ‘Beknopte aantekeningen over het oordeelkundig ordenen van je boeken’ noemt Perec voor de vuist weg een dozijn mogelijke ordeningsprincipes. Naar literaire periode? Naar leesvolgorde? Of, waarom niet, naar kleur? Met zijn haast maniakale aandacht voor het banale, voor wat vanzelf lijkt te spreken en doorgaans onopgemerkt blijft, beschrijft Perec de lusten en lasten van de boekenverzamelaar. Niet zonder de nodige autobiografische knipoogjes: ‘In mijn geval is driekwart van mijn boeken nooit werkelijk gerangschikt. De boeken die niet op een definitief voorlopige manier zijn gesorteerd, zijn dat op een voorlopig definitieve manier (…). Intussen draag ik ze van de ene kamer naar de andere, van de ene plank naar de andere, van de ene stapel naar de andere, en kan het gebeuren dat ik drie uur bezig ben een boek te zoeken dat ik niet vind, maar waarbij ik dan soms de voldoening heb er zes of zeven andere te ontdekken die even goed van pas blijken te komen.’

In zijn ‘Aantekeningen over wat ik zoek’ noemt Georges Perec vier intenties achter zijn schrijverschap: het spel met de taal, het vertellen van verhalen, het bedrijven van een sociologie van het alledaagse en het schrijven van zijn autobiografie. Zoals vrijwel al zijn teksten op de een of andere manier onderworpen zijn aan contraintes, de vormdwangen die zijn fenomenale inventiviteit aanjoegen, zo dragen ze ook haast alle het stempel van de autobiografie. De autobiograaf is verkapt aanwezig in alles wat Perec schreef, maar op een hem volstrekt eigen, onnadrukkelijke, zijdelingse wijze. Juist die zijdelings benadering breekt het verleden open op een manier die met een rechtstreeks autobiografisch verslag nooit mogelijk zou zijn. De contraintes bij Perec functioneren tot op zekere hoogte zoals een madeleine bij Proust. Sommige van Perecs projecten, zoals het onvoltooide ‘Plaatsen waar ik geslapen heb’, zijn zelfs nauwgezette uitwerkingen van het Proustiaanse program.

Inmiddels zijn nagenoeg alle belangrijke fictiewerken van Perec in het Nederlands verschenen, van De dingen tot zijn magnum opus Het leven een gebruiksaanwijzing, plus de enige tijdens Perecs leven verschenen bundel non-fictie, Ruimten rondom. Als vervolg op die laatste, inmiddels uitverkochte titel, verschijnt dezer dagen bij de Arbeiderspers een bundel verspreide, deels postume stukken in de reeks Privé-domein, samengesteld en vertaald door Rokus Hofstede, onder de titel Ik ben geboren.

Ik ben geboren biedt 28 teksten van Perec, geschreven tussen 1957 en 1981, sommige al bij zijn leven klassiek, andere pas recent gepubliceerd. De bundel bevat programmatische stukken waarin hij behoedzaam de parameters van zijn schrijverschap formuleert, jeugdherinneringen, korte verhalen, ludieke taaloefeningen, aanstekelijke bespiegelingen over alledaagse verschijnselen als mode, directiekantoren of brillen, minutieuze beschrijvingen van zijn werktafel, brieven aan uitgevers en gesprekken met collega-schrijvers, en niet te vergeten behartenswaardige aanbevelingen over het opruimen van boekenkasten. Het boek is een staalkaart van de ongekende mogelijkheden van het autobiografische schrijven in de handen van een taalvirtuoos als Perec.

Eveneens bij de Arbeiderspers, en ter afsluiting van zijn oeuvre in Nederlandse vertaling, verschijnt een aanstekelijke monografie over mens en werk. De titel luidt Georges Perec, een gebruiksaanwijzing, en de auteur is romaniste Manet van Montfrans, die in 1999 een dissertatie over Perec publiceerde. In dit schrijversprentenboek volgt Van Montfrans de autobiografische sporen die door Perec in zijn werk worden uitgezet. Een korte schets van zijn leven en van de ontstaansgeschiedenis van zijn literatuuropvatting vormt de inleiding tot een reeks prikkelende beschouwingen over de langere prozateksten, onder het Perecquiaanse motto: ‘Schrijven is een spel dat je met zijn tweeën speelt’.

  • Georges Perec, Ik ben geboren, de Arbeiderspers, Privé-domein, 2003.
  • Manet van Montfrans, Georges Perec, een gebruiksaanwijzing, de Arbeiderspers, 2003.

[Muziek & Woord, juni 2005, © Rokus Hofstede]