Toen ik het woord voor het eerst aan mijn eigen voornaamste activiteit (literair vertalen) gekoppeld hoorde worden, kon ik een glimlach niet onderdrukken. Professionaliseren. Van alle kanten (Fonds, Expertisecentrum, VvL) krijgen wij literair vertalers tegenwoordig te horen dat dat iets is wat we hoognodig moeten doen, en zowaar: inmiddels durf ik het woord zelfs zonder relativerende aanhalingstekens te gebruiken.
Toch blijft het iets raars hebben. Natuurlijk, literair vertalers hebben net als alle andere kleine zelfstandigen een stevig bureau en een goede stoel nodig, ze moeten correcte facturen kunnen uitschrijven en over elementaire onderhandelingsvaardigheden beschikken, en enige kennis van auteursrecht en contracten is ook niet weg, maar toch. Hoe professioneel kan iemand zijn die ondanks zestig- à tachtigurige werkweken nog altijd niet normaal rond kan komen van het werk dat hij verricht, zodat hij ofwel voortdurend concessies moet doen aan de kwaliteit, ofwel moet teren op de steun van een rijke partner of van vadertje Staat (als hij geluk heeft)?
In veel Europese landen is het volstrekt duidelijk: literair vertalen is gewoon een leuke hobby voor leraren, universitair docenten of ambtenaren van het ministerie van Cultuur. Als je in die landen over professionaliseren begint, verschijnt er geen ironische glimlach op de gezichten, maar een uitdrukking van gelatenheid (kónden we het maar, professionaliseren) of eenvoudigweg van onbegrip (hoezo, professionaliseren?). In een aantal andere, met name zuidelijke landen gooit men het over de tegengestelde boeg en professionaliseert men er duchtig op los om de literair vertaler in de markt te zetten als een arbeidskracht die loon naar werken moet krijgen – los van elke auteursrechtelijke realiteit.
Maar die auteursrechtelijke realiteit kun je niet zomaar negeren. Literaire vertalingen vallen onder het auteursrecht omdat ze aanspraak kunnen maken op oorspronkelijkheid, en literair vertalers zijn dan ook geen dienstverleners, zoals technische vertalers, maar auteurs. Auteurs die weliswaar meestal werk in opdracht verrichten en daarvoor een basishonorarium krijgen, maar die (in Nederland in elk geval) toch ook een deel van het risico dragen in de zin dat hun verdere inkomsten afhankelijk zijn van de verkoop en uitleen van hun werk. Veel vertalers zien royalty’s als een extraatje, er gaan zelfs regelmatig stemmen op om ze maar gewoon af te schaffen ten gunste van een hoger woordtarief, maar dan wordt literair vertalen precies wat het niet moet zijn: boeken tegen betaling overtypen in een andere taal.
Is literair vertalen een beroep? Ja en nee. Franz Kafka, die in de nachtelijke uurtjes schreef en dus als een amateur moet worden beschouwd, zei dat hij niet gedreven werd door belangstelling voor literatuur, maar dat hij literatuur was. Zo pathetisch zouden wij het tegenwoordig niet snel meer stellen, maar toch. Met een tijdklok aan de muur maak je slechte literatuur. Dat is trouwens precies de reden waarom we moeten professionaliseren: om de condities te creëren waaronder ons creatieve werk zich kan ontplooien.
[VvL.nu 12 (zomer 2010), © Martin de Haan]