Weet u nog? In de jaren tachtig van de twintigste eeuw werd de wereld getroffen door een epidemie met de naam aids, een seksueel overdraagbare ziekte die aanvankelijk vooral onder homoseksuelen woedde. Uit protest tegen de fanatici die in de epidemie een rechtvaardige straf van God zagen en de zieken meden als pestlijders, toonden tolerante geesten zich solidair door te laten zien dat gewoon contact zonder gevaar was. Zo namen de afgevaardigde Duberques en de intellectueel Berck een groep aidspatiënten uit lunchen in een beroemd Parijs restaurant; de maaltijd verliep in voortreffelijke sfeer en aangezien hij geen enkele kans onbenut wilde laten om het goede voorbeeld te geven, had de afgevaardigde Duberques de camera’s uitgenodigd op het moment van het dessert. Zodra ze in de deuropening verschenen stond hij op, liep naar een patiënt toe, tilde hem van zijn stoel en kuste hem op zijn mond, die nog vol zat met chocolademousse. Berck had het nakijken. Hij begreep meteen dat de grootse kus van Duberques onsterfelijk zou worden; hij stond op en vroeg zich koortsachtig af of hij ook een aidspatiënt moest kussen. In de eerste fase van zijn overpeinzing schoof hij die verleiding terzijde omdat hij diep in zijn hart niet helemaal zeker wist of het contact met de zieke mond niet besmettelijk was; in de volgende fase besloot hij zijn voorzichtigheid te laten varen vanuit de overweging dat de foto van zijn kus wel tegen het risico opwoog; maar in de derde fase hield een gedachte hem tegen in zijn run naar de seropositieve mond: als hij ook een patiënt zou kussen, zou hij daardoor niet de evenknie van Duberques worden, maar zich juist verlagen tot het niveau van een pasticheur, een navolger of zelfs een dienaar die door een overhaaste imitatie de roem van de ander nog meer luister zou bijzetten. Hij bleef dus maar gewoon onnozel staan glimlachen. Die paar seconden aarzeling werden hem evenwel fataal, want de camera was er al bij en heel Frankrijk las in het televisiejournaal de drie fases van zijn twijfel op zijn gezicht en lachte honend. De kinderen die pakken rijst voor Somalië inzamelden kwamen dus als geroepen. Hij liet geen kans onbenut om de mooie zin ‘alleen kinderen leven in waarheid!’ het publiek in te slingeren, ging vervolgens naar Afrika en liet zich fotograferen naast een stervend zwart meisje met een gezicht vol vliegen. De foto werd wereldberoemd, veel beroemder dan die van Duberques die een aidspatiënt kuste want een stervend kind is meer waard dan een stervende volwassene, een vanzelfsprekendheid die Duberques in die tijd nog ontging. Deze gaf zich echter niet gewonnen en verscheen een paar dagen later op televisie; hij was een praktiserend christen en wist dat Berck atheïst was, wat hem op het idee bracht een kaars mee te nemen, een wapen waarvoor zelfs de meest verstokte ongelovigen het hoofd buigen; tijdens het interview met de journalist haalde hij hem uit zijn zak, stak hem aan en begon, om Bercks inzet voor exotische landen slinks in diskrediet te brengen, te praten over de arme kinderen in ons eigen land, in onze dorpen en onze voorsteden, waarna hij zijn medeburgers opriep om met een kaars in de hand de straat op te gaan voor een grote solidariteitsmars door Parijs voor de kinderen in nood; en hij riep Berck bij naam (met ingehouden pret) op om zich met hem aan het hoofd van de stoet te scharen. Berck moest kiezen: ofwel als een koorknaap van Duberques met een kaars meelopen in de mars, ofwel zich drukken en een golf van afkeuring over zich heen krijgen. Het was een val, waaraan hij alleen kon ontsnappen door een even dappere als onverwachte daad: hij besloot stante pede naar een Aziatisch land te vliegen waar het volk in opstand was en daar luid en duidelijk zijn steun aan de onderdrukten kenbaar te maken; helaas was aardrijkskunde altijd zijn zwakke punt geweest; de wereld was voor hem verdeeld in Frankrijk en een Niet-Frankrijk waarvan hij de obscure provincies altijd door elkaar haalde; zodoende belandde hij in een ander, slaapverwekkend vredig land waarvan het door bergen omgeven vliegveld ijskoud was en maar weinig verbindingen had; hij moest er een week wachten voordat een vliegtuig hem uitgehongerd en grieperig naar Parijs terugbracht.
[fragment uit Milan Kundera, Traagheid, geheel nieuwe vertaling door Martin de Haan. Ambo-Anthos, 2015]