De Franse kwaliteitskranten stonden er de afgelopen weken bol van. Uitgeverij Gallimard, het chique huis dat bijna alle grote Franse schrijvers binnen zijn muren heeft, of toch in elk geval wil hebben, kreeg de wind van voren vanwege een opmerkelijk plan: het opnieuw uitbrengen, voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog, van de antisemitische pamfletten die Louis-Ferdinand Céline tussen 1937 en 1941 schreef: Bagatelles pour un massacre (1937), L’École des cadavres (1938) en Les Beaux draps (1941).
Céline, gestorven in 1961, wordt algemeen beschouwd als een van de grootste Franse schrijvers van de vorige eeuw. Zijn romans, met als bekendste Reis naar het einde van de nacht en Dood op krediet, zijn allang bijgezet in het kalfsleer van de Bibliothèque de la Pléiade, waarin ook een keus uit zijn brieven verscheen. Prima geregeld, lijkt het zo: de grote stilist veilig gesteld voor de toekomst, de verachtelijke pamflettist netjes in het vergeetboek. Totdat Gallimard dus met toestemming van Célines 105-jarige weduwe, Lucette Destouches, besloot dat de tijd rijp was voor heruitgave van de pamfletten, nota bene tegen de uitdrukkelijke wens van de schrijver zelf in.
Aanleiding voor het idee was de verschijning, in oktober 2015, van Le Dossier Rebatet, een heruitgave van de grote Franse bestseller uit de tijd van de Bezetting, Les Décombres van Lucien Rebatet. Maar niet zomaar een heruitgave: het boek, een scheldkannonade tegen alles en iedereen waaraan Frankrijk volgens de schrijver ten onder is gegaan, is voorzien van een uitgebreid kritisch apparaat waarmee de antisemitische (maar ook anticommunistische, antikatholieke, antiparlementaire, antiburgerlijke, kortom fascistische) hersenspinsels van Rebatet worden ingedamd en becommentarieerd – niet door een specialist van diens literaire oeuvre, maar door een historica. Le Dossier Rebatet bracht bij verschijning geen golf van verontwaardiging teweeg, vandaar dat Gallimard het moment rijp achtte voor een kritische heruitgave van Célines pamfletten.
De vorm die de uitgever daarvoor in gedachten had, was wel net iets anders. In 2012 was er namelijk al een uitgave van de pamfletten verschenen bij de Canadese uitgeverij Éditions 8, waar ze onder de ietwat verhullende titel Écrits polémiques waren gebundeld met een paar kortere teksten, dat alles van commentaar voorzien door Régis Tettamanzi, hoogleraar twintigste-eeuwse Franse literatuur aan de universiteit van Nantes. Gallimard wilde die uitgave integraal overnemen, voorafgegaan door een nieuw voorwoord van de bekende Franse literatuurcriticus Pierre Assouline. Maar juist die ‘literaire’ inkadering schoot veel mensen in het verkeerde keelgat. Was dit niet een poging om de pamfletten het veilige domein van de literatuur binnen te trekken, met bovendien een mooie extra omzet in het verschiet?
De werkelijkheid is nogal wat ingewikkelder. Wat bijvoorbeeld te denken van het feit dat de Canadese eigenaar van Éditions 8, een uitgeverij die gespecialiseerd zegt te zijn in onuitgegeven of onvindbare oude teksten, zich op social media een fervent aanhanger van het Front National heeft betoond, met de bekende reutel van klachten over de teloorgang van de Franse identiteit en grandeur? Maar ook los daarvan mag het ongewijzigd overnemen van Tettamanzi’s redelijk bescheiden notenapparaat gerust merkwaardig worden genoemd. Als de pamfletten dan toch bij het grote Gallimard moeten uitkomen, waarom dan niet in een kritische editie die boven elke kritiek verheven is, bezorgd door een team van literaire én historische specialisten?
Tegenstanders van de heruitgave wijzen erop dat iedereen die de pamfletten wil lezen, ze gewoon op internet kan vinden. Dat klopt: een week geleden waren ze zelfs nog als print-on-demand via Amazon te bestellen bij een Amerikaanse uitgeverij die gespecialiseerd blijkt in neonazistische lectuur – niet echt het soort club waaraan je je centjes zou willen geven om Céline te kunnen lezen. Maar een nieuwe editie, hoe kritisch ook, zou volgens diezelfde tegenstanders juist de nieuwsgierigheid naar de teksten aanwakkeren en daardoor, wie weet, nieuwe slachtoffers kunnen maken onder de vele zoekende zielen die onze wereld rijk is. Immers, de literaire verleidingskracht van Célines pamfletten is niet minder groot dan die van zijn romans.
Dat is precies de crux van de hele discussie. Kunnen we de Céline van de romans, het creatieve genie dat het Frans verrijkte met zijn ‘petite musique’, wel zo makkelijk scheiden van de antisemitische pamflettist, zoals hele generaties middelbareschooldocenten en professoren hebben gedaan? Niet alleen zijn de romans en de pamfletten aan dezelfde geest ontsproten, ze gebruiken ook dezelfde literaire en stilistische middelen. Bagatelles pour un massacre, waarvan bij verschijning 75.000 exemplaren werden verkocht, zou ongetwijfeld zelfs als een literair meesterwerk gelden als het niet was wat het was, een door en door racistische, paranoïde tekst – hoewel lezers van het kaliber André Gide er in 1937 nog een goede grap in zagen, typisch Céliniaanse ironie.
Dat er twee netjes van elkaar gescheiden Célines zouden zijn, de romancier en de pamflettist, valt niet meer vol te houden, zeker niet sinds Annick Duraffour en Pierre-André Taguieff vorig jaar hun lijvige studie Céline, la race, le Juif hebben uitgebracht. Céline, zo laten zij zien, was niet zomaar een ongevaarlijke literator met wat foute meninkjes, maar een groot bewonderaar van Hitler en een zeer actieve collaborateur. Zijn radicaal nieuwe schrijfstijl was zijn bijdrage aan de vernietiging van de oude waarden. Wat overigens niet betekent dat we hem niet moeten lezen. De hele naoorlogse Franse (en niet alleen Franse) literatuur is ondenkbaar zonder Céline, zoals de westerse filosofie en muziek ondenkbaar zijn zonder die andere twee foute genieën, Heidegger en Wagner.
Moeten de pamfletten opnieuw worden uitgebracht in een goede wetenschappelijke editie? Misschien toch maar liever wel, want over vijftien jaar wordt Célines werk publiek domein en kan elke gek hem uitgeven. Maar Gallimard heeft het project voorlopig in de ijskast gezet.
[Verschenen in de Volkskrant, 26 januari 2018, © Martin de Haan]